Lachgas in het verkeer: om te janken

Regelmatig schrijven kranten over ongelukken door het gebruik van lachgas in het verkeer. Ook in Brabant, rond de feestdagen. Het Brabants Dagblad berichtte over twee ongevallen op één avond en op dezelfde weg in Tilburg. Een van die ongevallen had een fatale afloop: een 23-jarige vrouw die tegenover de politie verklaarde lachgas te hebben gebruikt, overleed later aan haar verwondingen. Maar kennelijk dringt het niet tot jongeren door dat het gebruik van lachgas achter het stuur levensgevaarlijk is. Jongerenorganisatie TeamAlert heeft na onderzoek vastgesteld dat zestig procent van de lachgasgebruikers ook in de auto gebruikt. De politie meldt dat in de eerste helft van 2019 bij bijna duizend verkeersincidenten lachgas in het spel was. Waarom is lachgas in het verkeer zo gevaarlijk? Wat bezielt jongeren om juist in de auto te gebruiken? En welke maatregelen zijn nodig om ongelukken door lachgas te voorkomen? Wij vroegen het aan preventiewerker Daniëlle Ketelaars en aan (ex-)gebruiker Koen* .

Vragen om problemen

Volgens Daniëlle beschouwen jongeren lachgas geheel ten onrechte als een onschuldig middel: “Lachgas is immers overal verkrijgbaar. Daardoor wordt het door veel gebruikers gezien als een onschuldig genotmiddel. Gebruikers onderschatten de risico’s van lachgas of zijn daar niet mee bekend. Gebruik geeft een korte maar sterke roes: er ontstaat een bewustzijnsdaling die enigszins te vergelijken is met dronkenschap. Na enkele minuten verdwijnt de roes, maar de effecten kunnen nog uren ‘na-ijlen’. Dan is het per definitie onverantwoord om achter het stuur te kruipen. Ook de risico’s op korte termijn maken verkeersdeelname gevaarlijk. Veel gebruikers hebben last van duizeligheid en verwardheid. Met dergelijke effecten en klachten vraag je om problemen als je auto gaat rijden. En dan is er nog de kans op verslaving en excessief gebruik, waardoor de kans groter wordt dat effecten lange tijd aanhouden. Ook dat vergroot de kans dat het mis gaat in het verkeer aanzienlijk.”

Auto favoriete gebruiksplek

Dat lachgas ondanks de vele berichten over verkeersongelukken en de risico’s van lachgas in het verkeer toch vaak in de auto gebruikt wordt, roept de nodige vragen op. Daniëlle heeft er wel een verklaring voor: “Bij het onderzoek naar de vindplaats van lachgaspatronen in Helmond troffen we die vooral aan op parkeerplaatsen. Onze veldwerkers weten ook dat sommige parkeerplaatsen dienst doen als hangplek voor jongeren. Ze komen daar met auto’s naar toe, zetten de deuren open, draaien harde muziek en gebruiken afhankelijk van het weer rond of in de auto. Om vervolgens onder invloed verder te rijden. En soms zelfs al rijdend een extra ballonnetje inhalerend, ook als bestuurder. Ik vermoed dat jongeren ook het idee hebben dat dit niet strafbaar is. Ook dat is een misvatting. Rijden na gebruik van middelen waarvan de bestuurder redelijkerwijs kan weten dat die de rijvaardigheid verminderen, is verboden. Dat zou betekenen dat mensen die lachgas gebruikt hebben, geen auto mogen rijden. Er bestaat echter nog geen test die gebruik van lachgas bewijst: de politie moet bestuurders op heterdaad betrappen of is afhankelijk van getuigenverklaringen. Dat maakt de pakkans erg klein.”

Wegvallen

Om te achterhalen wat gebruikers zelf hiervan vinden, praten we met de 26-jarige Koen*. Hij heeft vaker in een auto gezeten bij mensen die onder invloed van lachgas deelnamen aan het verkeer. Zelf heeft hij nooit gereden onder invloed. Koen: “De klachten en effecten zijn voor mij zeker herkenbaar, zowel uit eigen ervaring als wat ik gezien heb bij vrienden. Natuurlijk is het levensgevaarlijk en onverantwoord om auto te gaan rijden. Sterker nog, ik heb gezien dat gebruikers zelfs voor korte tijd kunnen wegvallen, ‘out gaan’ als het ware. Dan ga je toch niet rijden? Toch was gebruiken met vrienden in een auto ook voor mij heel gewoon. En er werd nooit gesproken over risico’s. Ik heb ook meegemaakt dat mijn vrienden dan toch wilden gaan rijden. Soms zei ik daar dan wel iets van, soms ook niet, als ik zelf onder invloed was.”

Waarschuwingsborden

We vroegen Daniëlle wat er zou moeten gebeuren om het aantal verkeersongelukken terug te dringen. Daniëlle: “Er moet sowieso meer geïnvesteerd worden in het informeren van gebruikers. Mijn collega’s en ik doen dat al in voorlichtingen aan jongeren en we hebben ook voorlichtingsmateriaal gemaakt, bijvoorbeeld onze lachgasposter. In die voorlichting leggen we ook een duidelijke link naar het verkeer. Maar ook politie en gemeenten zouden hierin een rol kunnen vervullen. Waarom staan er op parkeerplaatsen waar die jongeren gebruiken nog geen waarschuwingsborden? Op zulke borden zou duidelijk moeten staan dat rijden kort na gebruik van lachgas levensgevaarlijk is en dat je onder invloed niet mag rijden. Uiteindelijk zou het wenselijk zijn om een verbod op lachgas in het verkeer wettelijk vast te leggen en de pakkans te vergroten. Het moet toch mogelijk zijn om betrouwbare testapparatuur te ontwikkelen?”

Beschikbaarheid beperken

Onlangs stelde staatssecretaris Blokhuis voor, getriggerd door gezondheidsschade en het aantal verkeersincidenten, om lachgas onder te brengen in de Opiumwet. We vroegen Daniëlle hoe zij aankijkt tegen het verbieden van lachgas. Daniëlle: “Uit onderzoek weten we dat alle maatregelen die invloed hebben op beschikbaarheid van middelen, effect hebben op de mate waarin gebruikt wordt. Natuurlijk kun je met een verbod gebruik niet uitbannen, maar de beschikbaarheid op zowel landelijk als gemeentelijk niveau beperken via wet- en regelgeving, juichen we toe. Daarnaast weten we ook dat als de beschikbaarheid wordt vergroot, het gebruik toeneemt. Sinds enige tijd is lachgas ook verkrijgbaar in lachgastanks, die eenvoudig verkrijgbaar zijn via internet. Dat is toch gek? Zeker als je beseft dat die tanks weer extra gezondheidsrisico’s hebben. Bij het vullen van ballonnen via tanks kunnen brandwonden ontstaan door bevriezing van armen of benen, zeker als gebruikers onder invloed zijn.”

Geen onschuldig genotmiddel

Daniëlle gaat ten slotte in op de haalbaarheid van een verbod: “Alhoewel handhaving lastig is, heeft verbieden wel degelijk voordelen. Gezien alle berichten over personeelstekort bij de politie, is het niet te verwachten dat de capaciteit van de politie om een verbod te handhaven vergroot wordt. Handhaving is dus een probleem, maar dat geldt voor alle drugs. Maar met een wettelijk verbod wordt het wel moeilijker om lachgas ongestoord te verkopen. Dat zou winst zijn. Maar de belangrijkste winst die daarmee behaald wordt, is dat een verbod zal helpen om jongeren te laten beseffen dat lachgas zeker geen onschuldig genotmiddel is en zeker in het verkeer ‘not done’ is.”

In het Brabants Dagblad en het Eindhovens Dagblad is onlangs een gastopinie over het lachgasverbod geplaatst door Daniëlle Ketelaars en haar collega-preventiewerker Alex van Dongen.

*Koen is een gefingeerde naam

Hoe krijg je als naaste weer grip op je eigen leven?

Patronen doorbreken met familietraining CRAFT

Eén ding wil familie- en partnerondersteuner Yvonne Rühl meteen benadrukken: “Naasten van iemand met een verslaving hebben vaak al zo ontzettend veel geprobeerd om hun kind, ouder of partner te helpen. Ze zijn er dag in, dag uit mee bezig. De verslaving beheerst niet alleen het leven van degene met de verslaving, maar ook dat van zijn of haar omgeving. Dit kan bij naasten leiden tot gezondheidsklachten, slecht slapen en eten, een negatief zelfbeeld en zelfs depressie en angst. Maar hun pogingen om de situatie te veranderen, hebben vaak weinig effect. Naasten hebben het gevoel dat ze de grip over hun leven volledig kwijt zijn. Met de training CRAFT geven we hun die grip weer terug.” Yvonne deelt een aantal tips voor ouders, partners en kinderen van een verslaafde. Wat is bijvoorbeeld het probleem van het goedbedoelde advies “Je moet hem loslaten”?

Yvonne: “Als naasten bij mij op gesprek komen, lopen ze vaak over van de verhalen. Ze willen hun frustraties en machteloosheid zo graag kwijt. ‘Ons moeder dit, ons moeder dat… Oh, en hadden we al verteld van…’ Volkomen begrijpelijk, maar dan onderbreek ik die verhalenstroom na verloop van tijd toch een moment en dan zeg ik dat ik het helemaal begrijp, dat ik zie dat ze ontzettend veel hebben meegemaakt. Maar dat ze dat vast al vaak hebben verteld tegen anderen, en dat we het nu misschien beter kunnen hebben over hoe ze ermee omgaan. En hoe ze de situatie écht kunnen verbeteren. Mijn doel is altijd: een gesprek hebben met mensen dat ze nog met niemand anders hebben gehad.

“Ik ruik al als hij thuis komt dat hij heeft gedronken”

Communicatie tussen iemand met een verslaving en zijn of haar naasten kan soms helemaal vastlopen in negatieve emoties zoals boosheid, frustratie en verdriet, wat leidt tot onbegrip bij alle partijen. De communicatie roept dan weerstand op en in plaats van een positieve beweging vindt er vaak een negatieve beweging plaats – richting gebruik. Naasten krijgen niet méér grip op hun eigen leven, maar raken juist steeds meer verstrikt in het negatieve patroon van het verslavingsmechanisme.

Yvonne: “Hun dagelijks leven wordt soms overspoeld door het gebruik van de ander. Naasten zijn dan extreem alert. Dan zeggen ze: ‘Ik ruik al als hij thuis komt dat hij heeft gedronken’. Dan vraag ik: ‘Maar je weet toch dat hij drinkt? Wat gebeurt er als je altijd zo alert bent op het gebruik? Wat zeg je dan, wat straal je uit?’ Doordat de naaste zo gefocust is op gebruiken of niet gebruiken, escaleren veel gesprekken daarover. In plaats van boos te worden, kun je er ook anders mee omgaan. Door rustig te benoemen wat je ziet, en je eigen grenzen te bewaken. Bijvoorbeeld door te zeggen: ‘We hebben afgesproken dat je na je werk niet meer zou drinken; jammer dat dat niet gelukt is, maar ik ga nu niet bij jou zitten.’ En in plaats van te blijven klagen of juist demonstratief te gaan zitten zwijgen, ga je naar boven, of naar een vriendin, of in je eentje naar de film in plaats van samen. De persoon met de verslaving ziet dan dat zijn gedrag gevolgen heeft, zonder dat hij direct in een hoek gedrukt wordt. Je moet een verslaafde geen reden geven om weer te gaan gebruiken, bijvoorbeeld omdat hij of zij dan denkt: ‘Zie je, ik ben toch niks waard, het lukt me nooit, ik kan net zo goed weer gaan drinken.’ ”

Veel problemen, maar hij gaat wél naar school

Daarnaast is het belangrijk dat je nadruk legt op dingen die (nog) wél goed gaan. Vaak is de situatie zo negatief geladen, dat positieve punten helemaal niet meer gezien worden. Yvonne: “Ouders vertellen dan dat hun zoon heel slechte cijfers haalt op school. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ‘Dus je zoon gaat nog wel naar school, dat is mooi’. Ik probeer mensen bewust te maken van de dingen die wel goed gaan in het leven van hun familielid. En dat het helpt om positieve dingen en kleine stapjes in de goede richting te benadrukken. Je gedrag veranderen lukt nooit in één keer, terugval hoort erbij. Dat geldt voor henzelf ook: ook zij zullen de neiging hebben terug te vallen in oud gedrag van boosheid en verwijten. Dan is het belangrijk te erkennen wat zij meemaken, en handvatten te bieden voor moeilijke situaties. Bijvoorbeeld dat je terugval op verschillende manieren kunt benaderen. Word je boos en roep je ‘Wat hadden we nou afgesproken!?’ of vraag je ‘Het is je niet gelukt, hoe kunnen we ervoor zorgen dat het wél lukt, wat heb je daarvoor nodig?’ ”

Eten brengen naar je dakloze zoon

Het is belangrijk dat de naaste de verantwoordelijkheden en gevolgen weer teruglegt waar ze horen, maar ‘loslaten’ is een enorme uitdaging voor naasten. Yvonne gebruikt het woord ook liever niet zelf: “Ik kom soms ouders tegen die heel ver gaan in de zorg voor hun al lang volwassen, verslaafde kind. Zo was er een moeder die elke dag eten bracht naar haar dakloze zoon. Haar andere kinderen vonden dat ze haar handen van hem af moest trekken, want dat hiermee het gedrag in stand werd gehouden, maar daardoor voelt zo’n moeder zich alleen maar aangevallen en zal ze eerder volharden in het gedrag dan dat ze stopt. Ook kan ze gaan twijfelen over haar eigen moederschap. Ik ga niet tegen haar zeggen dat ze haar zoon moet loslaten, want daarmee zet ik haar in de kou, maar ik vraag wel naar de effecten: ‘Hoeveel ruimte neemt hij in jouw hoofd in, vergeleken met je andere kinderen?’ Dan geef je mensen de ruimte om zelf tot een conclusie te komen en te bepalen waar hun grenzen liggen.”

Het veranderen van communicatie- en gedragspatronen die diep zijn ingesleten is geen sinecure, daar heb je anderen bij nodig. NK helpt naasten hierbij. Ook als je familielid of partner geen behandeling volgt bij NK, kun je als naaste een beroep op ons doen. We bieden individuele gesprekken – telefonisch, digitaal of in persoonlijk contact – én we breiden ons aanbod uit met een online module en een CRAFT-groepstraining.

Dingen doen die wél werken

Yvonne: “CRAFT is een vaardigheidstraining, die we in groepen maar wellicht ook individueel willen gaan aanbieden. Met CRAFT leer je positiever en effectiever communiceren, je eigen grenzen beter bewaken en de hele dynamiek tussen jou en de verslaafde persoon in positieve zin beïnvloeden. CRAFT is een beproefde methode die gunstige effecten heeft op naasten: hun gezondheidsklachten nemen af, maar ook angsten of somberheid. Daarnaast heeft het verbeteren van de communicatie ook gunstige effecten op de motivatie van de verslaafde om in behandeling te gaan, én op de kans op herstel. CRAFT is dus juist ook bedoeld voor naasten van cliënten die niet of nog niet ingeschreven staan. In 2020 gaan we onze medewerkers opleiden en in het najaar starten we met de groepen. CRAFT is een mooie aanvulling op het aanbod voor naasten. Ik zeg vaak tegen naasten dat ik zie dat ze al heel veel tijd en moeite hebben gestoken in dingen die níet werken. Maar zijn er ook dingen die ze doen die wél werken? Dan is het vaak even stil… Met CRAFT kunnen we hen tools aanreiken waar ze écht verder mee kunnen.”

Twaalf en half jaar medische heroïne-units: deelnemers van toen nog steeds enthousiast

“Zonder de MHU was ik er niet meer geweest”

Meer dan acht jaar geleden interviewden we Bert Kivits uit Eindhoven over wat medische heroïnebehandeling hem gebracht had. Medische heroïnebehandeling was toen een baanbrekende, nieuwe behandeling, waarbij heroïneverslaafden onder medische begeleiding heroïne kregen, om hun gezondheid en welzijn te verbeteren en overlast door het leven ‘in de marge’ te verminderen. Bert, die voor deze behandeling een dakloos bestaan had geleid en zwaar verslaafd was, noemde de medische heroïnebehandeling “het beste programma dat Novadic-Kentron ooit heeft gehad”. Omdat de medische heroïne-units (MHU’s) bij NK dit jaar twaalf en half  jaar bestaan, zochten we Bert opnieuw op, om te kijken hoe het nu gaat. En hij staat nog steeds volmondig achter die uitspraak van acht jaar geleden! Daarnaast spraken we met een andere cliënt ‘van het eerste uur’, en met Maya van den Heuvel, medewerker medische dienst bij de MHU in Eindhoven.

“Ik gebruik nog maar een paar keer per jaar cocaïne”

Bert: ”Waarschijnlijk was ik er zonder de MHU niet meer geweest. Vroeger gebruikte ik naast heroïne elke dag cocaïne, nu nog maar een paar keer per jaar. Ik ga daar ook niet meer naar op zoek. Ook heb ik geen contacten meer met Justitie. En ik heb een bewindvoerder, waardoor mijn financiën nu op orde zijn. Ik ga nog vijf keer in de week naar de MHU. Ik heb helaas enkele jaren geleden wel een keer een stommiteit begaan, door bekende dealers van vroeger in mijn woning te laten. Daardoor ben ik mijn woning kwijt geraakt, waardoor ik nu hier in het Domushuis woon. Ik heb het hier goed hoor, maar door die stommiteit kom ik even niet meer in aanmerking voor een eigen woning. En dat blijft toch wel een grote wens: een eigen huis en een hond, om lekker mee te gaan wandelen.”

“Ik ben mantelzorger voor mijn bovenbuurman”

Een eigen huis heeft cliënt van het eerste uur Henrie (49) wel. Henrie: ”Toen ik hier begon, waren ze de stoep nog aan het leggen. Ik ben er wel een jaartje tussenuit geweest, na wat gedoe met de begeleiding, maar ik ben met hangende pootjes teruggekeerd. Gelukkig was ik weer welkom, want de MHU heeft mij veel gebracht. Ik ben uit de criminaliteit, ben schuldenvrij, heb een eigen huis en vooral: ik heb geen zucht meer. Ik ben niet meer de hele dag bezig met dope en hoef niet meer te ‘hosselen’ [de hele dag op jacht naar geld om drugs te kopen, red.]. Ik heb ook geen contact meer met gebruikers. Als ik ze tegenkom, vragen ze hoe het gaat. Prima, zeg ik dan, en loop snel door. Bijgebruik is ook helemaal gestopt. Toen ik hier kwam, gebruikte ik zo’n acht valiums per dag, nu nul. Ik leef nu zoals mensen verwachten dat iemand leeft. Ik ga ’s ochtends naar de MHU, en ben vervolgens de hele dag bezig. Ik ben bijvoorbeeld mantelzorger voor mijn bovenbuurman, die een hersenbloeding heeft gehad. Voor hem doe ik boodschappen en hou ik het huis op orde. En ik ben een hondengek. Ik zorg voor mijn hondjes en laat die uit. Maar ook de hondjes van twee oudere vrouwen uit de buurt laat ik uit.“

“De MHU doet er toe!”

Maya van den Heuvel, medewerker medische dienst bij de MHU, is trots op het werk van de MHU. Maya: ”We betekenen veel voor onze cliënten, voor velen hebben we een troosteloze situatie kunnen doorbreken. De MHU doet er toe! In de MHU in Eindhoven hebben we vijftien cliënten die heroïne roken, ofwel ‘chinezen’, en twee spuiters. Het is een vaste groep die hier al jarenlang komt. Nieuwe aanwas is er nauwelijks, heroïnegebruik onder jongeren komt nog slechts sporadisch voor. Met de verstrekking willen we zucht intomen, om zo cliënten meer stabiliteit te bieden en hen een kans te geven op een zo normaal mogelijk leven. Dat wordt ondersteund door behandeling op het gebied van bijvoorbeeld financiën, dagbesteding en huisvesting. En we zijn vaak intermediair tussen de verschillende instanties waarmee onze cliënten contact hebben. Het is een groot voordeel dat cliënten hier zo vaak komen. Om over dergelijke zaken in gesprek te raken met cliënten, is een vertrouwensband nodig. Mensen geven niet zo maar inzicht in hun ‘rugzakje’. Het intensieve contact heeft zeker therapeutische waarde. En het contact is ook wederzijds: cliënten hebben ook belangstelling voor ons. Ze zien het als je je niet goed voelt of slecht geslapen hebt. En vragen dan ook hoe het met ons gaat.”

Toewijding

Het gesprek met Maya vindt plaats terwijl zij toeziet op het gebruik van een groep rokers. De sfeer is heel gemoedelijk. De cliënten zitten met elkaar te praten en af en toe betrekken zij Maya in het gesprek. Maya: “We verstrekken zeven dagen in de week heroïne, meerdere keren per dag. De tijd om te roken is maximaal een half uur, spuiters zijn zo’n tien minuten bezig. Sommigen komen wat eerder voor een bakje koffie in de gezamenlijke ruimte. Voor ze weggaan, checken we individueel of cliënten voldoende alert zijn. Als dat niet het geval is, moeten ze even blijven. We hebben deze groep veel te bieden, maar cliënt van de MHU zijn, vraagt ook veel toewijding. Het is niet niks om zeven dagen per week, vaak twee keer per dag, naar de MHU te ‘moeten’ gaan.”

In de kluis

De medische heroïnebehandeling is strikt geprotocolleerd volgens de richtlijnen van de landelijke Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH). Maya: ”De heroïne wordt gebracht door G4S, een Eindhovens bedrijf dat gespecialiseerd is in waardetransporten. Het wordt bewaard in een kluis en iedere dag tellen mijn collega’s en ik de voorraad. Elke twee weken is er een apothekerscontrole. De twee gebruiksruimtes zijn afgesloten van de overige ruimtes en hebben een professioneel afzuigsysteem. Wij mogen tijdens of kort na het roken niet in die ruimtes komen. Ook is er verplicht beveiliging aanwezig. In het verleden zijn er wel eens incidenten geweest, maar nu verlopen de verstrekkingen behoorlijk relaxed.”

Ketenpartners welkom!

Maya benadrukt dat ketenpartners altijd welkom zijn om een kijkje te komen nemen. Maya: “Laatst hebben we een wijkagent rondgeleid en verteld wat we doen. Hij wist niet eens dat we er waren, maar was erg onder de indruk. En we hebben ook een keer een Canadese delegatie op bezoek gehad. In hun woonplaats, Lethbridge, is inmiddels ook gestart met medische heroïnebehandeling. Dat is toch super!?”

Medische heroïnebehandeling bij NK

Sinds 1996 worden in Nederland op experimentele basis chronische heroïneverslaafden behandeld door hen onder medische begeleiding en volgens een strikt protocol heroïne te verstrekken. Het experiment bleek een groot succes en eind 2006 werd medische heroïne officieel als medicijn erkend. Vanaf die tijd behandelt Novadic-Kentron verslaafden in drie MHU’s. Er is plaats voor 67 cliënten: Eindhoven (25), Den Bosch (20) en Tilburg (22). In de MHU’s werken verpleegkundigen en verzorgenden, waarvan er altijd meerdere aanwezig zijn. Minimaal een dag per week is er een verslavingsarts voor medische zaken die met de verslaving te maken hebben. Met andere klachten worden cliënten verwezen naar de eigen huisarts. Naast de heroïne krijgen de cliënten ook methadon. Dat heeft een langere werkingsduur en voorkomt dat cliënten ziek worden van de ontwenningsverschijnselen en thuis gaan gebruiken.

 

De eerste honderd dagen van Sigrid Wijnbergh als bestuurder van NK

“Ik moest mijn comfortzone wel wat oprekken” 

Er wordt wel gezegd dat je elkaar pas echt leert kennen in een crisis. Je ziet hoe de ander reageert onder druk, alle maskers vallen af, en wat overeind blijft, wat je ziet als die ander zichzelf écht moet laten zien – goede én minder goede kanten – is misschien wel de kern van iemands identiteit. Wat dat betreft zegt het heel veel dat Sigrid Wijnbergh bij NK binnenkwam toen de organisatie financieel in zwaar weer verkeerde, en dat ze niet alleen is gebleven, maar inmiddels ook bestuurder is geworden. Sigrid en NK hebben elkaar door en door leren kennen, en hebben enthousiast voor elkaar gekozen. 

Dat “ja-woord” werd gegeven op 21 augustus 2019, het moment waarop NK toetrad tot het netwerk van Zorg van de Zaak. Sigrid Wijnbergh werd toen, naast Walther Tibosch, bestuurder van NK. Toch was dit niet altijd al een grote wens van haar. Sigrid: “Nee hoor, ik had niet per se de ambitie om bestuurder te worden, dat is langzaam gegroeid. Ik zag mezelf altijd meer als iemand die als adviseur invloed had op beleid en strategie. Mijn carrière begon ooit in de accountancy met een gecombineerd werk/opleidingstraject tot registeraccountant, maar dan werk je steeds heel kort bij verschillende bedrijven. Ik miste de inhoudelijke binding, en toen ik me tot concern controller kon ontwikkelen, was dat voor mij ideaal. Je bent dan het financieel geweten van de organisatie en betrokken bij de hele planning- en controlcyclus op zowel strategisch als operationeel niveau. Je werkt vaak nauw samen met het bestuur, dus voor mij perfect: mijn focus was financieel, maar met grote belangstelling voor de inhoud.”

Dat die inhoud in de zorg lag, was niet een bewuste keuze van Sigrid: “Het kwam op mijn pad toen ik bij de gehandicaptenzorg kon gaan werken. Via verschillende organisaties in de zorg kwam ik toen terecht bij NK. Ik kende de ggz toen al, en de dynamiek sprak me enorm aan. Je kunt het verschil maken, en door de juiste interventies de levenskwaliteit van mensen vergroten.”

“Het slechte nieuws is dat de problemen groter zijn dan gedacht”

Als concern controller kwam Sigrid binnen op het moment dat de financiële situatie van NK niet bepaald rooskleurig was: “Toen ik hier in mei 2016 kwam werken, was het idee dat de basis al ver op orde was en dat NK weer kon gaan bouwen. Maar al snel moest ik de boodschap brengen: ‘Het goede nieuws is dat de oorzaken van de problemen bekend zijn, maar het slechte nieuws is dat die problemen veel groter zijn dan gedacht.’ Ik heb toen een plan gemaakt om de financiële continuïteit van de organisatie te borgen, dat vervolgens door heel veel partijen – met succes – werd uitgevoerd. Toen was ik ook al sterk betrokken bij de inhoud, want het gaat nóóit alleen over geld. Het gaat ook over je portfolio, over HR-zaken, over de manier waarop je zorg verleent. Toen al werkte ik veel samen met bestuur en managementteam. Die verbreding zette zich voort toen we gingen onderhandelen over de aansluiting bij Zorg van de Zaak.”

Toen als gevolg van de toetreding tot dit netwerk besloten werd het bestuur uit te breiden naar twee bestuurders, waarvan een met een financieel profiel, sloot dat naadloos aan bij de capaciteiten en de wensen van Sigrid: “Nu mijn taken zoveel breder waren geworden en ik zo veel meer had gedaan binnen NK, wilde ik niet meer terug naar alleen maar ‘finance’. Na een aantal gesprekken met verschillende belanghebbenden ben ik toen benoemd tot bestuurder van NK.”

Oprekken van je comfortzone

Bestuurder is een wezenlijk andere functie dan concern controller, maar Sigrid heeft de overgang als heel soepel ervaren: “De reacties waren positief en de overdracht van taken ging geleidelijk. Grote veranderingen voor mij waren ten eerste dat ik nu veel meer op de voorgrond sta – dus moest ik mijn comfortzone wat oprekken – en vooral dat ik meer los moest laten. Ik ben van nature een specialist, maar nu kan ik niet meer overal inhoudelijk van op de hoogte zijn. Dat was wel een grote aanpassing. Aan de andere kant vond ik dat ook heel prettig. Toen ik als concern controller kwam werken bij NK, heb ik vaker wakker gelegen van mijn werk. Ik voelde veel verantwoordelijkheid voor het oplossen van de problemen. Maar nu, als bestuurder, doe ik dat veel meer samen met anderen. Met Walther natuurlijk, maar ook met het MT en met andere medewerkers. Ik hoef niet álles zelf te weten of zelf op te lossen, mijn taak is vooral de juiste vragen stellen en de juiste mensen bij elkaar te brengen. Daarbij verdiep ik me wel altijd nog in de inhoud, zodat ik mensen het belang kan laten inzien van wat we doen, én ook echt mee kan denken. Als het moet kan ik doortastend optreden, ‘niet lullen maar poetsen’, maar meestal werkt motiveren prima. Natuurlijk ben ik nog maar kort bestuurder, dus ongetwijfeld loop ik ook nog wel eens tegen een muur!”

“Ik zou de medewerkers gunnen dat ze trotser zijn op wat ze doen”

Als bestuurder komt Sigrid met veel meer teams in contact: “Die ontmoetingen, daar krijg ik echt de meeste energie van. Onze medewerkers zijn zo betrokken, zo gedreven! Ze zijn heel loyaal en ze werken heel hard, soms met te weinig middelen en te weinig tijd. Maar wat me wel verbaast, is dat ze niet veel trotser zijn op hun werk. En dat zou ik ze zo gunnen! Ik weet niet precies waarom ze dat gevoel niet hebben, voor een deel misschien omdat ze het zelf heel normaal en vanzelfsprekend vinden wat ze doen, en misschien voor een deel ook doordat ze – door alle ontwikkelingen binnen de zorg en de financiering ervan – erg onder druk staan en onvoldoende stilstaan bij hoe waardevol hun werk eigenlijk is.”

Ruimte om buiten de kaders te reiken

Als bestuurder zou ze willen dat er iets meer speelruimte was voor zorgverleners: “Elke minuut tijd moet worden verantwoord. Daardoor worden professionals – niet alleen hier, maar binnen de hele zorgsector– soms té defensief wat betreft de kaders: ‘daar zijn wij niet van’, hoor je vaak. Overal ‘ja’ op zeggen kan natuurlijk ook niet, maar ik zou wel willen dat we de schuttingen afbreken. Je merkt op casusniveau dat samenwerkingspartners elkaar wél vinden in het zorgen voor sluitende en integrale hulp voor mensen, maar op managementniveau is dat lastig. Want als je iets extra’s gaat doen als organisatie, wordt het ineens een regel en geen uitzondering. Het zou zo mooi zijn als organisaties voor zichzelf wel goed duidelijk hebben wat ze doen, maar tegelijk ook vanuit cliëntperspectief samen gaan kijken wat nodig is: wat iedereen kán doen, en hoe we samen de gaten kunnen vullen. Dat iedereen iets meer ruimte krijgt om net buiten het eigen kader de hand uit te steken en die van de ander te grijpen, zodat niemand meer tussen wal en schip valt. Daar moeten we een systeem voor bedenken, zodat de inkomsten en uitgaven ook blijven kloppen. Want ergens blijf ik natuurlijk óók die concern controller!”

Hostel Den Bosch wordt ontwikkelcentrum: geen permanent onderdak, maar re-integratie

Het hostel aan de Van Broeckhovenlaan in Den Bosch opende in mei 2014 haar deuren. Dertig bewoners, dak- en thuislozen met een verslaving en psychische problematiek, kregen er een eigen appartement. Gebruik van alcohol en drugs is toegestaan op de eigen kamer. Doel was destijds deze groep permanent onderdak te bieden en te begeleiden. Inmiddels is dit doel veranderd en is het hostel een ontwikkelcentrum geworden. Via ontwikkeltrajecten op maat wordt met bewoners zoveel mogelijk toegewerkt naar andere vormen van begeleid wonen. Ze leren om weer te functioneren in ‘gewone wijken’ en in de maatschappij. Dat gebeurt in drie fasen: de oriëntatiefase, de trainingsfase en de uitstroomfase. Met Maaike Huiberts, coördinator van het hostel en projectleider, praten we over deze opvallende koerswijziging.

Eruit halen wat erin zit

Maaike: “Deze koerswijziging vloeit voort uit het rapport ‘Van beschermd wonen naar een beschermd thuis’ van de commissie Dannenberg. Daarin is het uitgangspunt dat mensen in hun eigen woonomgeving de zorg krijgen die op dat moment nodig is, en dat die zorg weer wordt afgeschaald zodra het kan. Hierbij passen niet langer grote gebouwen centraal in de stad, maar woningen in de wijk, waar ondersteuning geboden wordt op momenten dat dat nodig is. Zo wordt ‘sociale inclusie’ – meedoen in de samenleving – weer beter mogelijk. De insteek is dus niet meer alleen een permanent dak boven het hoofd en begeleiden, maar de nadruk ligt op persoonlijke ontwikkeling op alle levensgebieden. Ons team heeft een methode bedacht om die persoonlijke ontwikkeling te realiseren. Daarbij hebben we ook ervaringswerkers intensief betrokken, en die worden nu ook ingeschakeld bij de uitvoering. Samen met de bewoners proberen we eruit te halen wat er in zit.”

Van wc poetsen tot een ei bakken

“De ontwikkeltrajecten verlopen langs een persoonlijk ontwikkelplan. Iedere bewoner krijgt een eigen werkmap en een persoonlijk begeleider voor het volledige ontwikkeltraject. In die werkmap zijn zowat alle vaardigheden opgenomen die nodig zijn om meer zelfstandig te kunnen wonen. Je moet dan denken aan vaardigheden op het gebied van onder meer dagbesteding, gezondheid, financiën, hygiëne en ADL: Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen. Dat varieert van de wc poetsen tot een ei bakken, van medicijnen innemen tot afhandelen van de post en van de boekhouding tot reizen met het OV. Op sommige gebieden hebben bewoners die vaardigheden al, andere moeten bijgeschaafd of vergroot worden en soms ontbreekt ontwikkelpotentieel. In de oriëntatiefase die drie maanden duurt, brengen we voor iedere bewoner de woonvaardigheden, het ontwikkelpotentieel en de zelfredzaamheid in kaart. Deze fase is inmiddels afgerond. Van de huidige bewonersgroep hebben vijftien bewoners voldoende potentieel om door te stromen naar de tweede fase, de trainingsfase. Bij de andere vijftien bewoners blijven we in het hostel zorg en begeleiding bieden die gericht is op stabilisatie.”

Tranen

“De meeste cliënten die potentie hebben om door te stromen, willen dat ook echt. Onlangs hebben we een bewoner kunnen vertellen dat hij een urgentie-plusverklaring heeft gekregen van het sociaal wijkteam. Dat betekent dat hij binnen een half jaar een nieuwe woonplek krijgt. Hij had er twee jaar lang keihard voor gewerkt en kreeg de tranen in zijn ogen. Hoe mooi is dat? Van de groep die onvoldoende ontwikkelpotentieel heeft, vinden de meesten het prima om te blijven. Die zitten in het hostel op hun plek en willen helemaal niet naar een andere woonomgeving.”

Zelfredzaamheid opkrikken

“In de trainingsfase wordt met iedere bewoner gewerkt aan de hand van een plan van aanpak op basis van de domeinen in de zogenoemde zelfredzaamheidsmatrix. Op alle domeinen hebben de bewoners aan het begin een score die varieert van 1 tot 5. In groepjes van vier bewoners met vergelijkbare doelen, wordt systematisch gewerkt aan het ‘opkrikken’ van de zelfredzaamheid. Dat gebeurt een keer per week gedurende anderhalf uur. Iedere bijeenkomst is er een theoretisch deel en wordt er gewerkt aan groepsopdrachten. Aan het eind krijgen bewoners een huiswerkopdracht mee. De trainingsfase heeft geen vaste doorlooptijd, omdat die voor iedere bewoner verschillend kan zijn. Na een half jaar wordt de ontwikkeling geëvalueerd en wordt ofwel geconcludeerd dat de bewoner klaar is voor fase 3, de uitstroomfase, of wordt het plan van aanpak bijgesteld en gaat de trainingsfase verder. Als op ieder domein een score van 4 of 5 is bereikt, zijn bewoners klaar om meer zelfstandig te gaan wonen. Die score krijgen bewoners als ze op het betreffende gebied voldoende zelfstandig zijn of als ze iemand hebben, bijvoorbeeld op het gebied van financiën een bewindvoerder, die dingen voor hen regelt.”

De juiste plek

“Bewoners die de tweede fase met succes afgerond hebben, komen in de uitstroomfase. Zij voldoen aan de eisen die de woningbouw en sociale wijkteams stellen voor begeleid wonen. Voor hen vragen we een urgentie-plusstatus aan en als die afgegeven is, stromen ze door naar een woning met een zorgindicatie of begeleid wonen. Wij hebben inmiddels drie plaatsen toegewezen gekregen voor ambulante woonbegeleiding. Als de bewoners het goed doen in hun nieuwe woonomgeving, is ons doel bereikt. Dan zijn de bewoners op de juiste plek terecht gekomen en nemen op hun niveau weer deel aan het maatschappelijke leven.”

Enthousiasme

“Of ze het alle vijftien gaan redden, blijft voor nu nog de vraag. Sommigen zullen er behoorlijk wat tijd voor nodig hebben, maar ik heb er alle vertrouwen in dat we met deze intensieve manier van werken een gerichte uitstroom kunnen realiseren, waarbij de cliënten meer bagage hebben om te participeren in de maatschappij. Het lukt maar een enkeling om zónder een dergelijk intensief traject uit te stromen. En mijn positieve verwachtingen over een succesvolle afloop worden gevoed als we andere partijen informeren over het ontwikkelcentrum. Met wie we er ook over praten, overal wordt met veel enthousiasme gereageerd op onze koerswijziging. Zoals in december, toen de volledige Bossche commissie Sociaal, met vertegenwoordigers van alle politieke partijen, een werkbezoek aflegde bij het hostel. De de­le­ga­tie bleek zeer on­der de in­druk van de ac­ti­vi­tei­ten bin­nen het ont­wik­kel­cen­trum. Veel waar­de­ring werd uit­ge­spro­ken over de ge­rich­te, me­tho­di­sche werk­wij­ze waarmee we met be­wo­ners toewerken naar op­nieuw mee­doen in de sa­men­le­ving.”

Forensisch FACT: “Het zou heel fijn zijn als mensen niet eerst het delict of de verslaving zagen, maar de persoon”

Een man van 41 heeft enorme angst om naar buiten te gaan. In een poging om zijn angst te dempen en het leven voor hem beheersbaar te houden, gaat hij drinken. Hij heeft steeds meer alcohol nodig voor hetzelfde effect en raakt dieper en dieper in de problemen. Bij hem triggert de alcoholverslaving een psychose, en hij raakt op het criminele pad. Hij steelt, en gebruikt soms een niet van echt te onderscheiden speelgoedpistool om mensen te bedreigen. Zo komt hij in aanraking met Justitie, die hem gedwongen behandeling oplegt. En zo wordt hij cliënt van het team Forensisch FACT, dat hem gaat helpen om weer grip te krijgen op zijn leven, en te voorkomen dat hij terugvalt in zijn delictgedrag.

FACT is een bijzondere vorm van intensieve en langdurige hulp aan mensen met complexe problemen. Een heel team helpt hen, in hun eigen omgeving, met psychische en verslavingsproblemen, maar ook met praktische problemen, bijvoorbeeld met wonen, werken of financiën. Bij Forensisch FACT, in het voorjaar van 2019 gestart in Breda en Tilburg, komen daar nog problemen met Justitie bij. Dat betekent dat de cliënten van Forensisch FACT bij aanvang meestal niet erg gemotiveerd zijn. Dat vraagt om een bijzondere aanpak en bijzondere medewerkers.

Rondrijden met een thermoskan koffie

Ralph Albers, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige bij Forensisch FACT: “Sommige cliënten hebben een houding van ‘als het toch moet, werk ik wel mee’, maar anderen doen er aanvankelijk alles aan om hulp te vermijden. Dat komt vaak niet alleen doordat het opgelegd is, maar ook doordat ze in het verleden slechte ervaringen met hulpverleners hebben gehad. Ze hebben vaak nooit een fatsoenlijke behandeling, laat staan een diagnose gehad, en zijn enorm wantrouwend. Voor ons is het dan vooral belangrijk om aan te sluiten bij hun eigen doelen. Bijvoorbeeld meegaan naar de gemeente om zaken te regelen. En voor cliënten die geen huis hebben, rij ik soms gewoon rond met een thermoskan koffie. In eerste instantie is contact leggen al een mooi doel. Zo bouw je een werkrelatie op en kun je langzaam gaan werken aan meer complexe problemen.”

Licht aan het eind van de tunnel

Een van de grootste uitdagingen is een plek om te wonen. Mensen die psychiatrische en verslavingsproblemen hebben, én ook nog eens delicten hebben gepleegd, zijn nu eenmaal niet ieders favoriete buren of huurders. Misschien wel begrijpelijk, maar als ze weer willen re-integreren, is dit wel een enorm obstakel. Ralph: “Ze komen na hun straf dan terecht op straat, in drugspanden of kraakpanden. Geen goede omgeving als je je criminele verleden achter je wilt laten, en je gebruik en psychische problemen wilt aanpakken. Dus ben ik vaak uren aan het rondbellen naar allerlei stichtingen om woonruimte te regelen. Als cliënten op straat wonen en geen licht aan het eind van de tunnel zien, denken ze al gauw: ‘Wat heeft het allemaal nog voor zin.’ Maar als ze een woning hebben, hebben ze weer wat te verliezen.”

Mishandeling en verwaarlozing

Ook dagbesteding is een belangrijk doel. Ralph: “Betaald werk is voor veel cliënten nog te hoog gegrepen. Maar vrijwilligerswerk of dagbesteding is wel heel belangrijk om iemand weer mee te laten doen, een nieuw doel te geven. Werkgevers en vrijwilligersorganisaties staan niet te springen om ex-criminelen in dienst te nemen. Het zijn niet altijd model-werknemers. Maar ik zou willen dat mensen niet in eerste instantie het delict of de verslaving zagen, maar de persoon. Een persoon die er ook niet voor gekozen heeft om in dit leven terecht te komen. Heel vaak zien we bij deze doelgroep trauma’s door mishandeling en verwaarlozing in de prille jeugd. En als ze eenmaal op het verkeerde pad zitten, wordt dat er vaak niet beter op. Door schulden bij dealers komen ze steeds dieper in de problemen terecht. Daar op eigen kracht uitkomen, is verschrikkelijk moeilijk. Gelukkig zijn er ook bedrijven die deze mensen wel een kans willen geven. En ja, er zijn uitvallers, maar er zijn ook mensen die bijvoorbeeld na een taakstraf blijven werken in het betreffende bedrijf, en zo uiteindelijk ook weer doorstromen naar een betaalde baan.”

Het levende bewijs dat het kan

Ralph: “Voor dit werk moet je soms een lange adem hebben. Je moet je kunnen richten op het zetten van kleine stappen. Als een cliënt goed contact met je heeft, als hij zelf écht gemotiveerd raakt om te herstellen van zijn problemen. Of als je iets voor een cliënt hebt bereikt dat onmogelijk leek. Bijvoorbeeld als je op het laatste moment tóch een woonruimte hebt kunnen regelen en een cliënt niet de straat op hoeft. Dat is waar je het voor doet. En ik snap heel goed dat veel mensen minder geduld hebben dan wij, maar dan zou ik graag willen dat ze ons bellen. Dat de verhuurder van een cliënt naar ons belt in plaats van de persoon uit huis zet. Of dat de politie eerst contact legt met ons in plaats van iemand op te pakken vanwege overlast of verward gedrag. Gelukkig gebeurt dat ook steeds vaker! We hopen ook in de toekomst een ervaringsdeskundige in te zetten in ons team. Iemand die er zelf bovenop is gekomen, kan als geen ander vooroordelen verminderen. Niet alleen bij instanties, werkgevers en woningcorporaties, maar ook bij de cliënt zelf. Want als je zelfbeeld verschrikkelijk laag is en je ziet niet hoe je ooit nog uit de ellende kunt komen, dan helpt het enorm als je voor je neus het levende bewijs ziet dat het wél kan!”

Iemand die voor jou opkomt

Met de man uit de intro van dit artikel gaat het gelukkig ook veel beter. Ralph: “Hij heeft medicatie gekregen tegen psychoses, en medicijnen die hem ondersteunen bij zijn strijd tegen de verslaving. Hij heeft nog steeds wel eens een terugval in gebruik, maar hij drinkt nog maar een fractie van wat hij vroeger dronk. Hij woont begeleid, doet vrijwilligerswerk en heeft al meer dan een jaar geen nieuwe delicten gepleegd. Dat is geweldig om te zien, hij is van zover gekomen! Dat het nu goed gaat, is geen reden om met de behandeling te stoppen. Ik blijf hem begeleiden, zodat het ook goed blijft gaan. Het is zo belangrijk om te ervaren dat er iemand is die voor jou opkomt!”

Extra informatie

Naast het Forensisch FACT-team in de regio Tilburg en Breda heeft NK twee reguliere FACT-teams, in Eindhoven en Den Bosch, die ook toegankelijk zijn voor cliënten met een justitieel kader.