Op bezoek bij mensen die geen bezoek willen: “Er is geen mooiere job dan Bemoeizorg”

Het is een vorm van zorg waarvan de naam de lading helemaal dekt: bemoeizorg. Bemoeizorg richt zich op die mensen die heel hard zorg nodig hebben, maar die zorg tegelijk ook heel hard vermijden. Geïsoleerde, teruggetrokken, angstige of boze mensen. Verwarde personen die soms een hoop overlast en niet zelden angst veroorzaken. Mensen die zichzelf verwaarlozen en hun huis verloederen. Ontspoorde jongeren. Zwervers. Klanten van justitie. Ze hebben zich meestal niet populair gemaakt bij hun omgeving, en de meeste mensen gaan hen uit de weg. Maar bemoeizorgers komen onaangekondigd en ongevraagd juist op die mensen af, kloppen op hun deur, spreken hen aan. Een bijzondere baan, die vraagt om een bijzonder mens. Zoals Adri van der Pas.

Adri: “De cliënten van bemoeizorg, daar is vaak van alles mee aan de hand: verslaving, psychische problemen, schulden, problemen met wonen, werken, justitie… Dus werken wij binnen het Zorg- en Veiligheidshuis samen met politie, GGZ en welzijnsorganisaties. Die krijgen van verschillende kanten meldingen van mensen bij wie de problemen helemaal uit de hand lopen. En dan gaan wij op pad: samen met een collega vanuit de GGZ doorkruis ik de hele regio om deze zorgmeldingen na te gaan.”

Villawijk of woonwagencentra

“We bezoeken de mensen op straat of achter de voordeur, in een villawijk of in woonwagencentra, in een kerkdorpje of een volkswijk: wij komen overal. Maar ook bij zwervers op straat of in een tentje tussen de struiken. En dan is onze belangrijkste taak: het contact aangaan. Je komt onverwacht en ongevraagd langs en je weet: deze mensen zitten niet op jou te wachten. Ze taxeren je binnen een seconde: wat hebben ze aan je, ben je de moeite waard om ook maar enige tijd en energie aan te verspillen. Dit zijn mensen die vaak veel wantrouwen hebben tegen alle vormen van hulp die hen worden opgedrongen. Je moet jezelf dus meteen goed neerzetten.”

“Stil even, de poes heeft ook aandacht nodig”

“Hoe doe je dat? Misschien moet ik een voorbeeld geven. Mijn collega en ik hadden een melding van een drugsverslaafde man die heel wantrouwig en angstig was en het huis niet uit kwam. De GGZ wilde contact leggen, maar dat lukte niet: de deur bleef dicht. Ik klop dan misschien wat harder, ben wat brutaler. Aan de andere kant van de deur hoor ik die man verwarde taal uitslaan. Ik blijf vastberaden kloppen, herhaal steeds dat ik met goede bedoelingen kom. Ik hoor gegrom en gegil, maar ik laat me niet wegjagen. Soms is het een tijdje stil. Ik blijf vriendelijk en rustig, maar wel volhardend. Na dertig minuten gaat de deur toch open. Ik zie een jongen staan, helemaal strak van de drugs en de zenuwen, ogen als schoteltjes. En ik zie vooral veel angst.

Dus we staan even voor de deur te praten voor ik voorstel om, vanwege de privacy, naar binnen te gaan. Hij stemt in, maar ik zie dat hij meteen weer nerveus wordt. Binnen een hoop rommel, spullen kapot. Dan zie ik een kattenbak, helemaal vol poep, lege etensbakjes en de poes zelf. Ik richt al mijn aandacht op de poes. De jongen is helemaal verbaasd, begint te praten, maar ik zeg: ‘Stil even, de poes heeft ook aandacht nodig.’ Dan zeg ik tegen hem dat dit toch niet kan zo, en dat ik wel even brokjes en nieuwe kattenbakvulling ga halen. Doet hij de deur dan weer open? Hij stemt in. Als we terugkomen, is de deur al voor me geopend. Ik verschoon de kattenbak, vul de etensbakjes en ga meteen door met afwassen en een beetje opruimen. De jongen begint te helpen. Zo zijn we zo’n anderhalf uur bezig. En pas daarna beginnen we te praten over hoe het met hem gaat, en wat ik kan doen om hem te helpen, ik probeer hem het belang te laten inzien.”

Geen oordeel over huiselijk geweld

“Je moet nooit vergeten dat jij onuitgenodigd in de wereld van deze mensen op komt duiken. Dat betekent dat je altijd respect moet hebben voor de leefwereld, de taal, de normen en waarden van die wereld. Wat die ook zijn. Het is niet mijn rol om hun gedrag te veroordelen. Ook niet als er een drugsdealer – een brooddealer – of een dame of heer voor me staat die zijn of haar centen op straat moet verdienen door zich te prostitueren, of als er sprake is van huiselijk geweld. Mijn rol is het contact aangaan, vertrouwen op te bouwen. En pas als ik die positie heb opgebouwd, kan ik de hulpvraag bespreekbaar maken en iemand langzaam maar zeker toeleiden naar zorg. En dan worden die problemen, ook het huiselijk geweld of de criminele activiteiten, aangepakt.”

Gespannen situaties

“Je eigen veiligheid en die van je partner staan voorop. Je komt soms in gespannen situaties terecht, mensen hebben zichzelf – ook onder invloed van middelen – niet altijd onder controle. Van tevoren win ik altijd informatie in, bijvoorbeeld bij de ketenpartners, bij de huisarts of bij de omgeving, zodat ik ongeveer weet wat me te wachten staat. En je bent zelf je belangrijkste instrument. Ik heb in mijn jongere jaren ook op gesloten units gewerkt, dus je mag van mij verwachten hoe ik een crisis kan de-escaleren. Ook probeer ik van tevoren sleutelfiguren in de buurt te benaderen. Is er een persoon in de omgeving die veel mensen kent, die het vertrouwen heeft van de buurt en die veel overwicht heeft? Dan vraag ik of die persoon het goed vindt dat ik eens langs ga. Dat kan een wijkagent zijn, een consulent maar ook een tante die veel invloed heeft. Vervolgens is je eigen presentatie erg belangrijk, je moet er wel echt staan. Je moet overwicht hebben, maar tegelijk rustig en respectvol zijn. Ik heb in twintig jaar maar één keer meegemaakt dat iemand me iets aan wilde doen. Dat is gelukkig niet uit de hand gelopen, maar ik heb toen wel aangifte gedaan, want dat is niet acceptabel.”

Geen kunstjes flikken

“Je moet als bemoeizorger veel in huis hebben. Veel achtergrondkennis van psychische aandoeningen en verslaving, maar ook moet je een situatie heel snel kunnen inschatten. Je moet je aan kunnen passen aan alle rangen en standen in de maatschappij. Je moet in elke situatie de taal kunnen spreken, letterlijk en figuurlijk. Je moet stevig in je schoenen staan, stressbestendig zijn en flexibel. Een valkuil van een onervaren bemoeizorger is dat je probeert een kunstje te flikken. Als je doet alsof, val je door de mand. Je moet jezelf niet overschreeuwen uit angst, dat voelen mensen meteen aan. Het is dus heel belangrijk dat je jezelf goed kent. Een andere valkuil is dat je je laat verleiden tot waardeoordelen. Als de omgeving zegt: ‘Je snapt toch wel, meneer, dat dat niet kan wat hij doet’ en je stemt daarmee in, dan zit je in the pocket bij die persoon. En je moet geduldig maar volhardend zijn. Niet meteen de hulpvraag benoemen, maar eerst een goed contact opbouwen.”

Onder de radar

“Het huidige zorgklimaat is niet altijd gunstig voor bemoeizorgers. Wij hebben gelukkig nog wel de flexibiliteit om alle uren te besteden die nodig zijn voor het leggen van contact, en een deel van de bureaucratie gaat daarmee gelukkig aan ons voorbij. Maar we staan niet alleen, we willen onze cliënten ook zorg op maat bieden, toeleiden naar andere instellingen. En dat is lastig, omdat organisaties vaak moeilijk toegankelijk zijn. Er zijn wachtlijsten en alles moet helemaal formeel geregeld zijn voor een cliënt ergens kan starten. Gelukkig zijn daar wel ontwikkelingen in, maar dat mag van mij wel wat harder gaan. Er zijn maar weinig partijen die zo outreachend te werk gaan. Als bemoeizorger probeer je mensen terug te halen die onder de radar zijn verdwenen, die misschien wel eens lastig, maar vooral heel eenzaam en kwetsbaar zijn. Er is echt geen mooiere job dan bemoeizorg.”

Red alert voor ‘foute’ drugs

Dinsdag 6 maart loopt een man van twintig binnen bij de NK-testservice in Tilburg. Hij wil zijn cocaïne laten testen, omdat een vriend na het gebruik onwel geworden is. De laboratoriumtest wijst uit dat de coke de levensgevaarlijke stof atropine bevat. Gebruik kan fatale gevolgen hebben. Om doden te voorkomen, wordt onmiddellijk de procedure Red alert gestart. 

Op basis van deze fictieve maar realistische casus praten we met Charles Dorpmans, coördinator van de zeven testservicelocaties van NK in Brabant, over een Red alert. Deze regionale of landelijke alarmeringscampagne treedt in werking als er gevaar is voor de volksgezondheid. Sinds Charles de testservices coördineert, vanaf 2002, zijn in Brabant negen keer vervuilde drugs aangetroffen die tot een Red alert hebben geleid. De laatste keer was in januari van dit jaar.

Dinsdag 6 maart: sample wordt aangeleverd en gaat naar het lab

Charles: “Onze fictieve man loopt op dinsdag binnen in Tilburg met een sample cocaïne. Als recreatieve gebruiker kan hij terecht bij onze testservices. Veel pillen herkennen we uit de landelijke DIMS-database*. Pillen die we niet herkennen, plus poeders en vloeistoffen, worden doorgestuurd naar het DIMS voor een laboratoriumtest. Zo ook zijn cocaïne. Hij kan later telefonisch de uitslag opvragen. We testen anoniem, maar vragen wel altijd waar de drugs vandaan komen en onder welke naam ze verkocht zijn. Overigens krijgen bezoekers van de testservice nooit te horen dat de drug die zij aangeboden hebben, goed is. Drugsgebruik heeft altijd risico’s, ook als het geleverde sample niet vervuild is.”

Donderdag 8 maart: DIMS belt Charles met de mededeling dat er atropine is aangetroffen in sample 17038 uit Tilburg.  

Charles: “We treffen een vervuiling aan, dus starten de Red alert-procedure. Het Landelijk Kernteam Red Alert, waaraan de Inspectie Volksgezondheid, het Trimbos-instituut en VWS deelnemen, wordt bijeengeroepen. Zij brengen de risico’s in kaart en formuleren een advies voor de staatssecretaris van VWS, die uiteindelijk bepaalt of er een Red alert moet komen. In het geval van deze atropinevervuiling zijn de risico’s hallucinaties, hartkloppingen, rusteloosheid en gedaald bewustzijn tot bewusteloosheid. In extreme gevallen kan gebruik een dodelijke afloop hebben, als gevolg van ademhalings- en hartritmestoornissen. Ik informeer altijd eerst de direct betrokkenen binnen Novadic-Kentron en er gaat een melding naar de zogenaamde lokale driehoek – de burgemeester, de officier of hoofdofficier van justitie en de lokale politiechef – van de betreffende gemeente. Dan is de gemeente voorbereid als het Red alert van kracht wordt en kan bijvoorbeeld bepaald worden of de burgemeester als woordvoerder een rol gaat spelen.

Vrijdag 9 maart, 14.15 uur: de gebruiker belt voor de uitslag.

Charles: “Een van onze testers bespreekt de uitslag en welke vervuiling is aangetroffen. De uitgebreide vragenlijst Aanlevertraject wordt afgenomen om meer details over het sample te achterhalen. Daarin staan vragen als: waar is het middel aangekocht, op welke locaties wordt het middel gebruikt, in welke setting wordt het middel gebruikt – bijvoorbeeld binnen een bepaalde uitgaansgelegenheid, waar is het middel populair en wat is bekend over de verspreiding van het middel? De antwoorden worden direct gerapporteerd aan het DIMS-hoofdbureau en er volgt spoedoverleg met de staatssecretaris van VWS. Deze beslist of het Red alert officieel afgekondigd wordt en op welke schaal.”

Vrijdag 9 maart, 16.00 uur: de staatssecretaris kondigt een regionaal Red alert af.

Charles: “Nu het alert een feit is, moet er een hele hoop gebeuren, volgens een specifiek protocol. In de eerste plaats informeer ik het Kernteam Red alert van NK, dat zijn de bestuurder, geneesheer-directeur, teamleider Preventie en afdeling Communicatie. Vervolgens wordt de afdeling Communicatie gevraagd alle medewerkers van NK te informeren en het alarmeringsbericht op de website en social media te plaatsen. Ook verspreiden zij de persberichten naar de regionale en zo nodig landelijke media. Vervolgens worden de GHOR, ambulancediensten, SEH-afdelingen van ziekenhuizen en huisartsenposten per mail geïnformeerd. Alle testers informeren via bestaande mailinglijsten hun gemeentelijke netwerkpartners. Op deze manier bereiken we een zo breed mogelijk publiek.”

Vrijdag 30 maart: er zijn gelukkig geen slachtoffers gevallen. De vervuilde drug is niet opnieuw aangetroffen, dus wordt het Red alert in opdracht van de staatssecretaris door DIMS opgeheven.

Charles: “Als tot drie of vier weken na de formele afkondiging van het Red alert de vervuilde drug niet meer wordt aangetroffen, vraag ik onze afdeling Communicatie en de netwerkpartners om intern en op hun websites een melding te plaatsen met de mededeling dat er geruime tijd geen nieuwe vervuiling is aangetroffen. De pers wordt niet geïnformeerd, omdat we afgesproken hebben dat het de voorkeur heeft een Red alert zogezegd een ‘zachte dood te laten sterven’. Bij het volgende vervuilde sample staan we weer paraat!

*DIMS staat voor Drugs Informatie en Monitoring Systeem van het Trimbos-instituut. Daar worden de resultaten van alle testlocaties in ons land geregistreerd.

Je leven op de rit: een woning en werk voor dakloze cliënten

Als je problemen zich zo hebben opgestapeld, en je leven zo is ontspoord dat je geen netwerk meer hebt, geen huis, geen geld, geen structuur in je leven; als je verslaafd bent en misschien ook nog psychische problemen hebt; als bijna iedereen je bovendien beschouwt als onbetrouwbaar, minderwaardig, nutteloos: kun je daar dan ooit nog uit komen? Kun je je leven op de rit krijgen en dat negatieve stempel van je afschudden? Wat pak je het eerst aan om aan het leven op straat te ontsnappen? Bij Rapid Rehousing zeggen ze: werken en wonen. En daar zijn heel wat daklozen – én werkgevers – voor te vinden.

Loes Ceelen, coördinator dag- en nachtopvang in Den Bosch: “Eind 2017 zijn wij een samenwerking gestart met Springplank073, een organisatie die mensen met complexe problemen zo snel mogelijk aan werk helpt. Met deze samenwerking richten we ons op een van de meest kwetsbare groepen in deze maatschappij: dak- en thuislozen met een verslaving. Deze groep krijgt in de maatschappij heel weinig kansen. Veel mensen denken dat ze het wel prettig vinden zo, de vrijheid van het leven op straat. En sommigen vinden het inderdaad wel oké zoals het is, of zien er geen heil in om te proberen iets te veranderen, maar anderen willen heel graag hun leven weer op de rit krijgen. Mijn inschatting is dat zeker een op de drie cliënten van de opvang aan de slag wil.”

IJzersterke mensen

Margot de Vetten, werkbegeleider bij Springplank073: “Wij hebben een breed netwerk van werkgevers die sociaal willen ondernemen en mensen weer perspectief willen bieden. In ons netwerk hebben we veel bedrijven met lage instapbanen, zoals in de bouw, de schoonmaakbranche en de groenvoorziening. En we zijn ook aangesloten bij Weener XL, het werk- en ontwikkelbedrijf van de gemeente. We kijken samen met de werknemer en de werkgever waar de beste match ligt. Soms duurt de zoektocht wat langer en hebben we een plan B, omdat het belangrijk is dat kandidaten snel weer in het arbeidsproces komen. Vandaaruit kunnen we verder zoeken naar hun ‘droombaan’. Doordat we werk voorop zetten, boeken we verrassende resultaten. Door weer te werken, kunnen kandidaten ook weer sneller gaan wonen, en daardoor houden ze het werk weer beter vol. Maar de sleutel tot succes ligt bij de kandidaat zelf, natuurlijk met hulp van NK, Springplank073 en de werkgevers uit ons netwerk.

Dat moeten wel werkgevers zijn die medewerkers de kans geven om weer te wennen: deze kandidaten zijn al heel lang uit het normale werkritme, dus ze moeten wennen aan op tijd opstaan, afspraken nakomen, een vaste dagstructuur volgen. Dat betekent ook dat je niet meteen je nieuwe werknemer ontslaat als hij een keer te laat komt, maar dat we samen kijken wat die werknemer nodig heeft om te kunnen werken. En wat de werkgever nodig heeft: want soms willen werkgevers heel graag, maar weten ze niet goed hoe ze om moeten gaan met bijvoorbeeld middelengebruik.”

Loes: “Met wat meer tijd en een open blik komen de werkgever en werknemer er samen wel uit. Want de wil is er echt wel. En vergeet ook niet: dit zijn geen zwakke mensen, dit zijn ijzersterke mensen, die jarenlang hebben overleefd in zeer moeilijke omstandigheden.”

Wantrouwen

Loes: “Natuurlijk helpen we hen, samen met Springplank 073, om van hun nieuwe baan een succes te maken. Dat begint al voor de intake: we helpen bijvoorbeeld bij het in kaart brengen van hun sterke kanten en het maken van een cv. Cliënten hebben soms moeite om die eerste drempel over te komen. Daarbij speelt ook scepsis. Dit zijn mensen op wie een enorm negatief stempel rust, die door anderen vaak zijn genegeerd, of slecht zijn behandeld. Of ze hebben meegemaakt dat allerlei mooie beloftes zijn gedaan, die vervolgens nergens toe leidden. Dat heeft gezorgd voor een basishouding van wantrouwen. Waarom zouden ze zich inzetten om weer teleurgesteld te worden? Ze hebben daar vaak wat extra aansturing bij nodig.”

Margot: “We helpen hen bij elke stap. Na de intake gaan wij mee naar het sollicitatiegesprek. Als er een goede klik is, kan de kandidaat beginnen met een leer-werktraject, met behoud van uitkering voor drie maanden. Als dat goed gaat, volgt in elk geval een halfjaarcontract. We bieden tijdens en vaak ook nog na die periode begeleiding op de werkvloer en bij de kandidaten thuis. Daarbij kijken we naar alle obstakels die het werken in de weg kunnen staan. Als iemand bijvoorbeeld schulden heeft, helpen we daar ook bij. Want een deurwaarder op bezoek geeft stress, waardoor iemand weer kan gaan drinken en daardoor te laat komt op zijn werk. Onze vraag is steeds: wat heeft iemand nodig om te kunnen werken? Dit zijn mensen die heel veel hebben meegemaakt, maar die vaak goed in staat zijn om te werken en heel gemotiveerd zijn om te beginnen aan een nieuw leven.”

Werkkamers in de opvang

Loes: “Het vooruitzicht op een woning helpt daar absoluut bij. Naast werk moet er zo snel mogelijk een eigen, vaste plek komen. Zodra dat kan, gaan cliënten bijvoorbeeld wonen in een kamer van Springplank073. Vandaaruit stromen ze weer door naar andere woonvormen, beschermd of zelfstandig. Helaas zijn er maar weinig geschikte woonvormen, dus het kan voorkomen dat een cliënt van ons wel kan werken, maar toch nog niet kan wonen. We gaan de opvang hier ook op aanpassen, door bijvoorbeeld speciale werkkamers te creëren. Cliënten kunnen elkaar dan in een andere sfeer motiveren en helpen, door samen op tijd op te staan en te ontbijten bijvoorbeeld. Als cliënten eenmaal op de goede weg zitten, hebben ze een andere omgeving nodig om niet terug te vallen.”

Wonen is overweldigend

Loes: “Als ze wel eenmaal een eigen plek hebben, bieden we hen woonbegeleiding aan. Bij zelfstandig wonen komt heel wat kijken, zeker als je ook een baan hebt. Je moet op tijd opstaan, ontbijten, eraan denken dat je je lunchpakketje meeneemt, na je werk een maaltijd koken, opruimen, boodschappen doen… Ook waren ze nooit alleen; nu is het huis stil nadat ze de afwas hebben gedaan en liggen verveling en isolatie op de loer. Je huishouden en je financiën op orde houden, sociale contacten onderhouden en je eigen tijd invullen: voor de meeste mensen lijkt dat vanzelfsprekend, maar als je kijkt naar wat ‘wonen’ eigenlijk allemaal inhoudt… voor onze cliënten is dat soms overweldigend.”

Stigma’s doorbreken

Loes: “Het is voor onze cliënten dus een hele klus, maar we hebben er alle vertrouwen in dat dit project levens gaat veranderen. We hebben nu verschillende cliënten die een intake gaan doen bij Springplank073. Het begint wat langzaam, omdat veel van onze cliënten nu nog denken: ‘Eerst zien, dan geloven.’ Dus we starten nu met de pioniers, maar als de andere cliënten van de opvang zien dat mensen een baan hebben en een woning, dan zullen veel meer cliënten denken: ‘Als hij het kan, kan ik het ook.’ Dan gaan wij echt heel mooie nieuwe kansen creëren voor deze doelgroep, en bovendien heel wat stigma’s doorbreken!”

Margot: “Je ziet mensen echt opbloeien. Ze komen vaak van zo ver, en voor het eerst in jaren doen ze weer mee, verdienen ze hun eigen geld. Ze hebben weer een doel. En dat kan ook weer een motivatie zijn om het middelengebruik te minderen of te stoppen. Soms komen we erachter dat betaald werk een brug te ver is. Maar we zijn dan wel een traject gestart en leren de kandidaat kennen, weten wat hij zelf graag wil en wat hij wél kan. We hebben dan handvatten om te adviseren wat dan wel, bijvoorbeeld dat een dagbesteding op dit moment het hoogst haalbare doel is. En dan is hij over een jaar misschien wel klaar voor een werk-leertraject bij Springplank. Ik ben er zeker van – en dat zie ik ook steeds weer in mijn werk– dat veel cliënten van de opvang met de juiste hulp en de inzet van betrokken werkgevers weer van de straat af kunnen komen en aan het werk kunnen. En dan heb je een zeer gemotiveerde, hoogwaardige werknemer.”

Cool zeker! Uniek voorlichtingsproject voor speciaal onderwijs

Uit onderzoek blijkt dat leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) meer middelen gebruiken dan leerlingen uit het reguliere onderwijs. Voorlichting op maat, zoals NK die levert, is dus hard nodig. GGD Hart voor Brabant kreeg hiervoor subsidie van de provincie en gaf NK, samen met Helder Theater en het Trimbos-instituut, de opdracht om een interventie te ontwikkelen en onderzoek te doen naar de effecten. Zij maakten samen ‘Cool zeker!’, een bijzondere combinatie van voorlichting en interactief theater, met als thema’s onder meer middelengebruik, groepsdruk en je vrienden helpen.

Extra gevoelig voor groepsdruk

Senior preventiewerker Bernard van ’t Klooster was betrokken bij de ontwikkeling van Cool zeker!, dat inmiddels op verschillende VSO-scholen in Brabant is uitgevoerd. Het project is speciaal afgestemd op leerlingen van VSO-cluster 4: een kwetsbare doelgroep die extra gevoelig is voor groepsdruk. Cool zeker! is een tweeluik, met een theatervoorstelling van Helder Theater en een docentenscholing, die ook door Bernard wordt uitgevoerd.

Uit de voorstelling stappen

De voorstelling in de klassen wordt gespeeld door drie acteurs van Helder Theater, waarmee NK al jaren intensief samenwerkt. Hester Dadema, artistiek leider van Helder Theater, noemt Cool zeker! een vorm van interactief theater. Hester: “Dat betekent dat de personages met regelmaat uit het stuk stappen en in gesprek gaan met de leerlingen over wat ze hebben gezien. Het verschil met onze reguliere voorstellingen is dat we veel minder gericht zijn op het zenden van informatie, maar veel meer vormen van gedrag laten zien en daarover praten met de leerlingen. Na zo’n onderbreking pakken de acteurs de draad weer op.”

Stoere verhalen negeren

De drie acteurs spelen scholieren die de opdracht van school hebben om een vlog te maken over hoe hun leven er over tien jaar uitziet. Dat gebeurt door een meisje met een alcoholprobleem, een autistische jongen die gamet en een stoere gast die experimenteert met drugs. Hester: “De discussie met de groep vindt plaats op basis van gerichte vragen, met als doel gedragsbeïnvloeding. Daarbij focussen onze mensen zoveel mogelijk op de nadelen en risico’s die vanuit de groep genoemd  worden. Stoere verhalen negeren we zoveel mogelijk. Die formule blijkt te werken: leerlingen mengen zich actief in de discussie. En ook de leerkrachten zijn enthousiast.”

Middelengebruik signaleren

De rol van de leerkrachten is essentieel en daarom een belangrijk onderdeel van Cool zeker! Bernard: “In het VSO wordt gewerkt met groepsdocenten, die als vaste begeleider intensief contact hebben met hun leerlingen. Vanuit die rol is het van groot belang dat zij kunnen signaleren wanneer leerlingen risicovol middelen gebruiken en dat ze dit gedrag vervolgens bespreekbaar kunnen maken. Ik reik de docenten in de scholing, die vooraf gaat aan de lessen, de tools aan om die rol beter te kunnen oppakken. Na de training blijken docenten zich meer bewust van hun rol en voelen ze zich meer toegerust om die rol ook op zich te nemen. Dat is het mooie van deze gecombineerde interventie. Het zou zonde zijn als Cool zeker! na het theaterstuk in de klas geen vervolg krijgt.”

Veelbelovend

Vorig jaar heeft onderzoek plaatsgevonden naar de effectiviteit van Cool zeker!, dat is gehouden onder 325 leerlingen van vijf verschillende VSO-scholen in Brabant. De meeste leerlingen volgden het vmbo. 179 leerlingen hadden de voorstelling gezien, 146 leerlingen vormden de controlegroep.

Hoewel er geen sprake was van statistisch significante verschillen, zijn de resultaten wel positief. Leerlingen vonden het leuk om de voorstelling te bekijken. Maar ook scoorden de leerlingen die Cool zeker! gezien hebben, gunstiger op middelengebruik en afwijkend gedrag, en op de intentie om een vriend te ondersteunen bij problemen. Ook docenten waren positief. Zij vonden dat de voorstelling goed aansloot bij de leefwereld van hun leerlingen en waren tevreden over de docentenworkshop. Wel hebben docenten enkele duidelijke verbeterpunten naar voren gebracht, zoals: maak meer gebruik van praktijkvoorbeelden uit het VSO en laat meer diepgang zien.

Bernard is blij met de onderzoeksresultaten: “We hebben met Cool zeker! een goed onderbouwde interventie die we kunnen inzetten bij de vele verzoeken om gastlessen. Er zullen op basis van het onderzoek nog aanpassingen gedaan worden, daarna kan de interventie landelijk uitgerold worden als onderdeel van het Trimbos-programma ‘De Gezonde School en Genotmiddelen’.

Seks en drugs en rock and roll… Festivalseizoen 2018 van start

Het begon ooit in 1969 met Woodstock, het eerste grootschalige muziekfestival in de open lucht. In 1970 was Pinkpop een van de festivalpioniers in Nederland. Daarna namen de festivals een enorme vlucht. Vanaf 1980 kennen we grootschalige dance-events en anno 2018 is er sprake van een gigantisch commercieel circus. Jaarlijks zijn er zo’n 600 festivals met in totaal ruim 4,5 miljoen bezoekers. Zeker in Brabant heeft elk zichzelf respecterend dorp zijn eigen festival. Eén ding is niet veranderd in al die jaren: drugs (en dus ook alcohol) zijn altijd onlosmakelijk verbonden geweest met die festivals. Daarom is ook NK er druk mee: op twintig festivals zijn preventiewerkers en Unity-peers* in de weer om vanuit de Unity-voorlichtingsstand problemen door drugs of alcohol te voorkomen en bespreekbaar te maken.

“Die twintig is een tussenstand”, aldus NK-preventiewerker Xandra Laplante, projectleider van Unity Brabant. “In de loop van het seizoen komen er vast nog een aantal bij. Dat vergt een flinke inzet van onze achttien Unity-vrijwilligers. Afhankelijk van het aantal bezoekers hebben we naast een of twee preventiecollega’s zes tot negen peers nodig, waarbij we gelukkig ook peers uit andere regio’s in kunnen schakelen.”

De gevaren van het festival

Xandra: “Er zijn nogal wat omstandigheden op festivals die de veiligheid en gezondheid van bezoekers in gevaar kunnen brengen. Tachtig procent van de bezoekers gebruikt drugs, negentig procent drinkt alcohol, al dan niet gecombineerd. De hulpverlening bij die evenementen heeft het dan ook erg druk. In 2016 waren er bij alle festivals ruim 15.500 zorgcontacten, waarvan er ruim 2.600 te maken hadden met alcohol, bijna 1.500 met xtc en zo’n 800 met de designer drugs 4FA en 2CB. Maar ook andere factoren, zoals extreme weersomstandigheden, uitputting, uitdroging en geluidsoverlast, kunnen leiden tot gezondheidsverstoringen, zeker in combinatie met middelengebruik.”

Xandra is dan ook blij dat VWS het project ‘Celebrate safe’ met twee jaar verlengd heeft. Bij dit project staan de veiligheid en gezondheid van de bezoekers centraal. Xandra: “Celebrate safe roept op om tijdens evenementen op elkaar te letten, die oproep ondersteunen wij van harte.”

Er zijn twee groepen waarover Xandra extra bezorgd is. Dat zijn de nieuwkomers die komen met de intentie om volledig los te gaan, en de dance-toeristen. Xandra: “Die komen vaak uit landen waar een strenger drugsbeleid bestaat. Als bij die groep iets misgaat, zijn ze bang om hulp in te roepen, uit angst voor gedoe met de politie. Daarom hameren we op de boodschap: ‘the first aid team is your friend’.” 

Zero tolerance is papieren tijger

Ook Xandra’s collega preventiewerker Charles Dorpmans, coördinator van de DIMS-testservice in Brabant (zie het artikel over een Red alert elders in dit magazine LINK), heeft het druk met de festivals. Als adviseur van de drie GHOR’s (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) in Brabant is hij vooral actief in het voortraject. Charles: “Aan een vergunning voor een festival worden een aantal voorwaarden verbonden, zoals professionele hulpverlening, voldoende security, voorlichtingsstands en gratis water. Over het algemeen geldt ook een zero tolerance beleid, maar dat is een papieren tijger. Het is bij die enorme bezoekersaantallen simpelweg niet te doen om drugs buiten het festivalterrein te houden.”

Taboe doorbreken

Een van de Unity-vrijwilligers die ingezet wordt in het komende festivalseizoen, is de 26-jarige Joran uit Tilburg: “Ik ben nu voor het tweede jaar Unity-peer. Ik heb me aangemeld omdat een vriend van mij enthousiaste verhalen vertelde over Unity. Ook was ik geïnteresseerd in alles wat met drugs en drugsgebruik te maken had. Vanuit die interesse en de overtuiging dat mensen altijd drugs zullen gebruiken, wilde ik het taboe doorbreken en gebruik bespreekbaar maken. Om vervolgens door het aangaan van een gesprek te voorkomen dat mensen door gebruik in de problemen komen.”

Sterke pillen

Met die intentie staat Joran met enige regelmaat in de Unity-stand op de festivals. Dit seizoen is hij al zes keer ingepland voor Brabantse festivals, maar misschien wordt hij ook nog buiten de provincie ingezet. Joran: “Vanuit de stand proberen we in gesprek te komen met festivalgangers. De aanleiding is vaak een kennistest die we afnemen. Op die manier geven we informatie over risico’s van drugsgebruik, maar de testen zijn vooral aanleiding om in gesprek te raken over gebruik. In die gesprekken geven we jongeren inzicht in hun gebruik, gaan we in op risico’s en hoe ze feesten veilig kunnen houden. Dat kan gaan over drugsgebruik, maar ook over andere zaken. Soms hebben bezoekers gehoord dat ze veel water moeten drinken, maar schieten ze daarin door. Te veel water is ook niet goed. Als het om drugs gaat, is ‘less is more’ ons devies. Er zijn namelijk nogal wat sterke pillen in omloop.”

*Unity is een landelijk vrijwilligersproject met meer dan 150 peers die opgeleid en gemotiveerd zijn om problemen door drugs- of alcoholgebruik op dance festivals en feesten te voorkomen. 

Ook Unity-peer worden?

Unity heeft veel peers nodig! Er zijn veel festivals en er is een groot verloop, omdat de Unity-peers vaak studenten zijn die afhaken als ze een baan vinden. Nieuwe peers stromen vaak in via mond-tot-mondreclame, maar kunnen zich ook melden via preventie@novadic-kentron.nl. Xandra Laplante voert dan een intakegesprek. Als dat positief verloopt, volgen de kandidaten een training, waarna ze ingezet kunnen worden.

Cijfers eerste kwartaal 2018

In dit artikel vindt u de belangrijkste cijfers over het eerste kwartaal van 2018: u vindt hier cijfers over de totale instroom van cliënten en specifiek over jongeren. U vindt er informatie over het aandeel klinische behandeling, verschillende leeftijdscategorieën en primaire problematiek. Ook vindt u in dit artikel cijfers over ons personeelsbestand.

Alle cliënten

In het eerste kwartaal van 2018 waren 5.272 cliënten in behandeling, versus 5.422 in het eerste kwartaal van 2017. Van hen zijn 413 cliënten klinisch opgenomen. Dit zijn alle opnames, ook andere financieringsstromen dan DBC en DBBC, maar exclusief woonvoorzieningen (hostels) en de crisisopvang van de (voormalige) MO.

Primaire problematiek Aantal
Alcohol 1.768
Opwekkende middelen (cocaïne, amfetamine) 859
Opiaten 692
Cannabis 621
GHB 159
Gokken 156
Medicijnen (o.a. benzodiazepines) 71
Internet (gamen, chatten, erotiek) 63
Ketamine 25
Xtc 7
Overig (1) 51
Onbekend (2) 800

(1) Bijvoorbeeld: lachgas, nicotine, hallucinogenen
(2) Bijvoorbeeld omdat cliënten zich nog in de intake/diagnostiekfase bevinden, omdat ze alleen nog urinecontroles krijgen of omdat het cliënten zijn van de dag- en nachtopvang of een van onze woonvoorzieningen.

Geslacht Aantal
man 3.986
vrouw 1.286

 

Leeftijd Aantal
> 50 jaar 1.605
24-50 jaar 3.207
18-23 jaar 414
< 18 jaar 46

Jeugd en jongeren (12-24 jaar)

In het eerste kwartaal van 2018 zijn in totaal 512 jongeren door Kentra24 (onderdeel van Novadic-Kentron) behandeld (klinisch en ambulant), versus 537 in het eerste kwartaal van 2017.

Primaire problematiek Aantal
Cannabis 210
Opwekkende middelen (cocaïne, amfetamine) 86
Alcohol 43
Gamen 37
Gokken 32
GHB 10
Xtc 5
Opiaten 4
Overig 27
Onbekend 58

 

Leeftijd Aantal
13 3
15 8
16 12
17 23
18 31
19 53
20 65
21 84
22 91
23 90
24 52

 

Geslacht Aantal
man 391
vrouw 121

Aantal medewerkers

Aantal fte per 1 januari 2018: 726
Aantal medewerkers per 1 januari 2018: 858

Aantal fte per 1 april 2018: 726
Aantal medewerkers per 1 april 2018: 859

Cliënttevredenheid 2017

  Aantal respondenten Gemiddelde score
Specialistische zorg 552 8,2
BasisGGZ 396 8,6
Wet maatschappelijke opvang (Wmo) 5 8,6

(onvoldoende data)

Forensische zorg 60 7,5
Jeugd 6 9,0

(onvoldoende data)

Overig 27 7,9
Totaal 1.046 8,3