LVB en verslaving: “Deze groep heeft zoveel problemen, maar is ook zó leuk om mee te werken”
20 september 2016Bij ‘verslaving’ denken de meeste mensen niet direct aan mensen met een licht verstandelijke beperking. Toch is deze groep heel kwetsbaar voor afhankelijkheid aan middelen. En die problemen komen meestal niet alleen. Psychische problemen, misbruik, problemen met justitie: bij deze cliënten is vaak veel te winnen! Het is een bijzondere en complexe doelgroep die een heel eigen aanpak vraagt, zowel bij de intake als bij de behandeling. Aan de andere kant is het vaak ook een erg leuke groep om mee te werken. “Als je hun vertrouwen wint, zijn ze vaak heel open en dankbaar.”
Psychiater Christina Sonnenborn: “We noemen ze LVB-cliënten vanwege de licht verstandelijke beperking, maar voor wie bij ons in behandeling komt, is de naam triple trouble toepasselijker. Naast de verstandelijke beperking en de bijkomende verslaving, zien we ook veel andere problemen, zoals psychiatrische problemen of problemen met justitie.”
Misbruik en kwade bedoelingen
Die problemen hangen vaak allemaal samen. Christina: “Ze gaan gebruiken omdat ze moeilijk nee kunnen zeggen of niet goed gevolgen op lange termijn in kunnen schatten, maar ook bijvoorbeeld omdat ze angst of onrust willen verdoven. Ze hebben weinig vaardigheden om problemen op te lossen, weinig veerkracht en zoeken niet snel contact met hulpbronnen. Daardoor zijn ze ook erg kwetsbaar voor misbruik: velen hebben jeugdtrauma’s opgelopen. Maar ze zijn ook kwetsbaar voor misbruik door mensen met kwade bedoelingen.”
Achter hun rug om
Vaak hebben deze cliënten al een heel voortraject doorlopen, waarbij er vaker óver dan mét hen is gesproken. Dat kan voor een ‘valse start’ zorgen. Marijke de Laat, consulent Advies en Inschrijving: “Voor we begonnen met onze LVB-vriendelijke intake, waren we daar nog niet alert genoeg op. We kregen bijvoorbeeld een brief van de huisarts waarin stond dat een cliënt wilde stoppen met blowen. Maar toen wij vervolgens de cliënt spraken over zijn doel, bleek dat hij nog helemaal niet met stoppen bezig was. Hij sloeg totaal op tilt. Dat was een wijze les: niet voetstoots aannemen dat wat de verwijzers en begeleiders zeggen, ook aansluit bij de belevingswereld van de cliënt. Nu hebben we onze werkwijze volledig aangepast. Bij onze LVB-vriendelijke intake betrekken we altijd de cliënt zelf. Ze maken al te vaak mee dat achter hun rug om beslissingen over hen worden genomen.”
Elke week naar het paard
Dit betekent niet dat begeleiders niet worden betrokken, integendeel. Marijke: “Bij reguliere cliënten nemen we een uitgebreide vragenlijst af. Bij LVB-cliënten gaat dat niet: het duurt te lang, ze weten niet hoe ze de vragen moeten beantwoorden, lopen vast en haken zelfs af. Dus we winnen veel informatie in bij hun vertrouwde begeleider, op voorwaarde dat de cliënt daar toestemming voor geeft. Daarna spreken we de cliënt zelf, maximaal tien minuten. We stellen vragen om het verhaal van de begeleider te bevestigen, maar steken vooral in op begrip en motivatie. We benadrukken hoe goed het is ze hulp zoeken en proberen er achter te komen wat ze leuk of belangrijk vinden. Daar zijn ze vaak enorm uitgesproken en enthousiast over. Bepaalde personen, hun werk of dagbesteding, het paard waar ze elke week naar toe gaan. Die dingen registreren we, zodat we daar later in de behandeling mee verder kunnen werken.”
De informatie die in de intake wordt verzameld, is heel belangrijk voor de juiste behandeling. Marijke: “Omdat er zoveel variatie is in wat ze hebben meegemaakt, hoe ze functioneren en wat hun problemen zijn, is het belangrijk om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen, maar op zo’n manier dat het de cliënt niet belast. Zo kunnen we het juiste advies voor behandeling geven.”
Beschermende rol
Die grote variatie vraagt ook om een specifieke aanpak bij de behandeling. Alleen al het matchen van een behandelgroep is soms lastig. Sommige cliënten zijn verbaal heel sterk, bij anderen moet je met pictogrammen werken. Er zijn veel meer mannen dan vrouwen, waardoor je soms op de afdeling maar één vrouw hebt. Christina: “Als die dan ook nog getraumatiseerd is door seksueel misbruik, kan dat best lastig zijn. Al gebeurt het ook vaak dat de andere cliënten dan juist een heel beschermende rol op zich nemen. Ook is het lastig als een cliënt antisociaal is, zijn frustraties afreageert op anderen: daar kunnen de andere cliënten dan moeilijk mee omgaan. Ze kunnen niet begrijpen dat dit soort gedrag voortkomt uit de problemen waar iemand mee kampt. Dat werkt heel verstorend op de groep.”
“Marijke! Ben jij het!?”
De beperkingen en problemen van deze groep creëren uitdagingen voor intake en behandeling, maar zowel Marijke als Christina onderstrepen dat deze doelgroep vooral erg leuk is om mee samen te werken. Marijke: “Ze zijn heel eerlijk en open. Omdat ze soms teleurstellende ervaringen hebben met eerdere hulptrajecten, zijn ze in het begin soms wantrouwend. Dan merk je bij de intake: ‘er hoeft maar dít te gebeuren en ik ben hem kwijt.’ Maar als je dan voorzichtig bent, de juiste dingen zegt en vraagt en hun vertrouwen wint, dan zijn ze vaak heel enthousiast en dankbaar. Dan kom ik een cliënt later nog eens tegen en roept hij uit: ‘Marijke! Ben jij het!?’”
Ook Christina benadrukt de effecten van hun positieve houding op de behandelafdeling: “Een enkeling kan niet functioneren in een groep, maar bij de meeste cliënten merk je juist dat er onderling veel begrip en steun is. Ook zijn deze cliënten vaak heel vriendelijk en dankbaar ten opzichte van de behandelaars en begeleiders. Ze staan bijzonder goed open voor het effect van beloningen en positieve feedback. Dat maakt het werken met deze groep niet alleen heel fijn, maar geeft ook heel concrete handvatten voor de behandeling. Bij Novadic-Kentron werken we met beloningen en positieve alternatieven voor ongezond gedrag. We stimuleren de zelfredzaamheid en de veerkracht, en focussen op de eigen kracht en de positieve punten van een cliënt. Die aanpak werkt bij deze doelgroep heel goed.”
‘Gewoon nee zeggen’ werkt niet
Marijke en Christina merken wel dat er buiten de verslavingszorg nog te weinig expertise is over de problemen van deze doelgroep. Christina: “Hulpverleners in de LVB-sector herkennen het middelengebruik wel, maar onderschatten vaak de ernst. Ook heersen er nog veel vooroordelen en is er soms weinig begrip. Dan wordt simpelweg gezegd: ‘Gewoon nee zeggen’, maar zo werkt dat natuurlijk niet! Deze cliënten hebben zoveel problemen, die hebben echt professionele hulp en een motiverende aanpak nodig. We zien bij deze doelgroep een behoorlijke onderbehandeling.”
Misgelopen trajecten
Marijke: “Dit probleem wordt nog versterkt omdat niet bij alle mensen de LVB-problematiek goed wordt herkend en opgepakt. Daardoor kunnen eerdere trajecten allemaal misgelopen zijn: de cliënt werd dan overvraagd, raakte gefrustreerd, viel terug, werd een draaideurcliënt. Terwijl de juiste aanpak wel heel veel effect kan hebben. Zo iemand komt soms per toeval bij ons terecht, maar daar is nog veel in te verbeteren. Ik hoop dat we dat samen met de huisartsen kunnen oppakken.”
Geen black box
Om de LVB-doelgroep sneller en beter te helpen, werken we samen met LVB-instellingen in Brabant. Met Cello werken we al samen, en we zijn ook in gesprek met andere partijen. Peter van Rijsbergen, teamleider specialistische GGZ: “Onze preventiemedewerkers bieden deskundigheidsbevordering, zodat medewerkers in de LVB-sector de problemen beter herkennen en weten hoe ze dit bespreekbaar kunnen maken. Bij de intake en de behandeling wordt de cliënt nadrukkelijk betrokken – wat bij deze doelgroep zeker niet vanzelfsprekend is – maar ook betrekken we de naasten en de verwijzende instelling. Met de verwijzende instelling vinden regelmatig tussentijdse evaluaties plaats, waardoor onze behandeling geen black box is. En ten slotte gaan we ook personeel uitwisselen, zodat we elkaars expertise kunnen vergroten. Zo streven we ernaar dat deze kwetsbare doelgroep sneller de juiste hulp krijgt, want met een goede en positieve aanpak kunnen we zo veel voor hen doen.”