Vijf dingen die je niet moet zeggen tegen een verslaafde in herstel
24 april 2019En wat juist wél helpt!
Een verslaving maakt veel kapot. Niet alleen bij de persoon die hieraan lijdt, ook bij zijn of haar omgeving. Maar de steun van de omgeving is wel heel hard nodig bij het herstel. Een verslaving overwinnen vraagt een enorme dosis moed, kracht en doorzettingsvermogen. Het is een pad vol valkuilen en obstakels. En ook al is het wantrouwen en onbegrip van de omgeving tot op zekere hoogte begrijpelijk, het werkt averechts. Want, aldus ervaringsdeskundige Angela Aarts: “Al die verwijten roepen alleen maar verzet op… je weet zelf ook wel dat je niet goed bezig bent.” Uiteindelijk is ook de omgeving gebaat bij het herstel, dus hier een aantal dingen die je beter niet kunt zeggen. En, omdat we weten dat veel naasten (én hulpverleners!) heel graag juist willen helpen: ook die dingen die het herstel juist wel bevorderen!
“Je snapt toch zelf ook wel dat je jezelf de goot in zuipt”
Hoe motiveer je iemand om überhaupt hulp te zoeken? Kort antwoord: dat kan je niet. Uiteindelijk moet het toch vanuit de persoon zelf komen. Maar je kunt er wel bij helpen. Ervaringsdeskundige John Remmers: “Het gaat honderd keer mis voor je om hulp vraagt. Je maakt keer op keer afspraken met jezelf om het anders te doen, en als dat mislukt, is dat heel slecht voor je zelfvertrouwen. Wat dan zeker niet helpt, zijn verwijten en beschuldigingen. Dat roept alleen maar weerstand op, je wordt in de verdediging gedrukt en zet je hakken in het zand.” Angela: “Al die opmerkingen van je omgeving, je wilt het gewoon niet horen. Pas toen ik zelf in begon te zien dat ik een grens over ging, dat mijn normen en waarden veranderden, besloot ik me aan te melden.”
Als omgeving kun je helpen dat inzicht te vergroten door open vragen te stellen, niet veroordelen maar begrip tonen, én… door grenzen te stellen. John: “Wat mij erg hielp, was het begrip van mensen die hetzelfde hadden meegemaakt. Die wisten wat het was: de eenzaamheid, de schaamte.” Angela: “Mijn ouders hebben me op een gegeven moment het huis uit gezet. Daardoor werd ik veel meer geconfronteerd met de gevolgen van mijn GHB-verslaving. Want tot dat moment werd er toch altijd nog voor me gezorgd, nu moest ik dat zelf doen. Tegelijkertijd hielden ze wel de deur voor me open: ik mocht altijd komen eten, douchen, praten… Maar ik mocht niet meer bij hen wonen of slapen. Dat is heel moeilijk voor hen geweest, maar het was het beste wat ze hadden kunnen doen.”
“Zo, vertel nou maar eens het ergste wat je ooit hebt gedaan.”
Heb je eenmaal de eerste stappen gezet richting hulp, dan ben je erg kwetsbaar. Je zelfvertrouwen is gedaald tot een nulpunt, je moet toegeven dat het je alleen niet lukt. Je eerste contact met de zorg is dan cruciaal. Angela: “Ik had helemaal geen vertrouwen in de zorg. Nadat mijn ouders me uit huis gezet hadden, sliep ik vaak bij gebruikersvrienden. Zelfs nadat ik inzag dat ik hulp nodig had, lukte het me niet om op intake te komen. Dat leverde zoveel stress op, dat ik te veel ging gebruiken en ik er daardoor niet meer toe in staat was. In die tijd kwam preventiewerker Alex van Dongen veel bij mijn gebruikersvrienden over de vloer. Hij zei: ‘Zie maar, ik zit hier, kijk maar wat haalbaar is, en kom maar als je wilt praten.’ Geen verwijten over dat het me niet gelukt was om op de intake te komen; hij bood mij gewoon, zonder oordelen, een opening. Soms zat hij wel twee of drie uur binnen voor ik naar de huiskamer durfde te komen. Gewoon aanwezig zijn, luisteren: dat is zo belangrijk voor je gevoel van veiligheid en vertrouwen.”
John: “Veel hulpverleners zeggen in feite meteen: ‘Ga maar delen, vertel maar eens het ergste wat je ooit hebt gedaan.’ Dat gaat veel te snel! Vraag eerst eens gewoon: ‘Hoe gaat het met je?’ ” Angela: “Mijn behandelaar deelde ook veel uit zijn eigen leven. Hij liet me bijvoorbeeld foto’s van zijn vakanties zien. Dat was zo fijn! Dan voelde ik me even niet alleen een cliënt, maar bijna normaal. Hij gaf me een inkijkje hoe het ook kon zijn.”
“Ik had toch niet verwacht dat je zover zou komen.”
Essentieel is ook het vertrouwen van je omgeving. Soms is dit voor de omgeving het moeilijkste wat er is. Maar ook een factor die erg kan helpen. Angela: “Ik had mijn casemanager gevraagd me op een wachtlijst voor beschermd wonen te zetten. Aan het eind van mijn behandeling zei mijn verantwoordelijk behandelaar tegen me dat er nog niks was geregeld. Toen ik mijn casemanager daarnaar vroeg, antwoordde hij dat hij de aanmelding niet open had gezet. De reden: ‘Ik had toch niet verwacht dat je zover zou komen.’ En dat is dan een hulpverlener! Dat maakte me erg boos en dat riep bij mij strijdlust op, ik zou hem wel eens laten zien dat het me wel lukte! Maar als je nul zelfvertrouwen hebt, en geen steunsysteem, dan haalt zo’n opmerking je helemaal onderuit.”
John: “Als het vertrouwen beschadigd is, vraagt dat om tijd om dat weer op te bouwen. Dat moet je omgeving, maar ook jijzelf, begrijpen. Je moet beiden investeren, soms wel jarenlang. De persoon in herstel moet ook anderen ruimte geven.” Angela: “Het is fijn als mensen hun hoop en vertrouwen uitspreken. ‘Ik geloof in je’, ‘Het gaat jou lukken’. In mijn tijd dat ik bij gebruikersvrienden woonde, heeft een agent een keer tegen me gezegd: ‘Het komt wel goed met jou, het gaat jou wel lukken om hieruit te komen.’ Dat gaf zoveel hoop, dat was echt een lichtpuntje.”
“Je bent toch hersteld? Dan kun je toch wel weer een biertje drinken?”
Na de behandeling willen mensen in de directe omgeving nog wel eens denken dat alle problemen nu opgelost zijn. Angela: “Mijn ouders zeiden tegen me, toen ik was opgenomen: ‘Fijn hè? Over twee maanden ben je hier weg, en is alles achter de rug.’ Superlief bedoeld, maar toen heb ik toch nog wel even moeten uitleggen dat het zo niet werkte. Na de behandeling begint het échte leven pas!”
John: “Op feestjes werd mij regelmatig drank aangeboden, want ‘je bent toch hersteld?’ ” Angela: “Ik wilde na mijn behandeling ook een tijd niet drinken, en daarvoor moet je je steeds verdedigen. Er werd zo vaak aan mij gevraagd waarom ik niet dronk! Anderzijds is het ook niet fijn als mensen je voortdurend gaan checken: ‘Oh, lukt dat wel? Krijg je hier geen zucht van?’ Ik zou mensen willen aanraden om gewoon open te bespreken waar je behoefte aan hebt.”
“Het wordt toch nooit wat met jou.”
Als je je oude leven achter je moet laten, wat komt er dan voor in de plek? John: “Soms is het het beste om je oude omgeving achter je te laten. Waar ik vandaan kwam, waren veel te veel prikkels, maar ik had ook geen zin meer in de oude vooroordelen.” Angela: “Ik ben helemaal opnieuw begonnen, in een andere stad. Er waren daar helemaal geen prikkels meer die met mijn gebruik te maken hadden. Dat hielp enorm. En mensen in mijn nieuwe omgeving kenden de oude Angela niet. Die kennen alleen de nieuwe Angela, dus gaan ze toch anders met me om. Maar ik moest wel echt een nieuwe identiteit vinden. Ik kon niet meer worden wie ik was, maar wie wilde ik dan wel worden? Juist in die tijd vroegen andere ervaringsdeskundigen of het niet iets voor mij was om ook mensen verder te helpen met mijn ervaringen. Dat zij dat in mij zagen, dat vertrouwen hadden, dat was zo fijn. Dat bood me perspectief, ik had ineens weer een doel om naartoe te werken! Sterker nog, ik kwam er toen achter dat alle ellende er toe deed, want wat ik had meegemaakt, kon ik weer gebruiken om anderen te helpen bij hun herstel. Wat ik heb meegemaakt, is dus niet een zwakte gebleven, maar juist weer een kracht geworden.”