Vijf misverstanden over roken
28 januari 2020Novadic-Kentron is al enkele jaren bezig om stapsgewijs de hele organisatie rookvrij te maken. Op 1 januari hebben we een grote stap gezet: vanaf die dag mag ook in de klinieken niet meer worden gerookt! Dit roept heel wat vragen op: over de precieze uitwerking, maar ook vragen die zijn gebaseerd op misverstanden en onwetendheid over roken. We zetten de grootste misverstanden over roken binnen de ggz op een rij. Wist u bijvoorbeeld dat roken – in tegenstelling tot wat veel mensen en ook professionals vaak nog denken – helemaal niet ontspannend werkt?
Misverstand 1: ‘Roken werkt ontspannend.’
Misschien – ook in de zorg – wel het grootste misverstand dat er is: roken werkt ontspannend. Dit wordt aangehaald door rokers zelf, maar ook door bijvoorbeeld hulpverleners (“even een sigaretje gaan roken met een cliënt haalt de spanning uit een situatie”). Maar een sigaret werkt alleen ontspannend omdat je tussen de sigaretten door juist méér stress ervaart als gevolg van ontwenningsverschijnselen. Rokers voelen zich daardoor meer gespannen, kunnen zich slechter concentreren, kunnen minder hebben, enzovoorts. Een sigaret werkt dus alleen tegen de extra stress die wordt veroorzaakt door het roken. Als je stopt met roken, is dat in het begin lastig, maar na enkele weken wordt je stressniveau lager en je stemming beter.
Misverstand 2: ‘Psychische klachten nemen toe als mensen stoppen met roken, dus mensen met psychische klachten kunnen maar beter blijven doorroken.’
Hoewel het ontwennen van tabak vaak gepaard gaat met psychische klachten, zoals angst en somberheid, zijn deze klachten over het algemeen van voorbijgaande aard. Ze kunnen enkele maanden aanhouden, maar daarna is de stemming vaak beter dan voor het stoppen met roken. Recent wetenschappelijk onderzoek lijkt er zelfs op te wijzen dat roken het risico op het ontstaan van psychiatrische aandoeningen verhoogt.
Misverstand 3: ‘Stoppen met roken heeft een nadelig effect op de behandeling van een alcohol- of drugsverslaving.’
Veel professionals denken dat gelijktijdig stoppen met roken een negatief effect heeft op de behandeling van de andere verslaving. De sigaret zou dan zorgen voor afleiding en ontspanning tijdens de behandeling, en stoppen zou zoveel stress en andere negatieve effecten met zich meebrengen, dat de kans op succesvol herstel kleiner wordt. Dit blijkt helemaal niet waar te zijn! Empirisch onderzoek laat zien dat stoppen met roken geen nadelig effect heeft op het resultaat van de behandeling van alcohol- of drugsverslaving. Sterker nog: het heeft juist een positief effect! Blijven roken verhoogt de kans op terugval. Uit onderzoek blijkt dat de kans op succesvol herstel van alcohol- of drugsverslaving met 25% wordt verhoogd wanneer cliënten ook voor tabaksverslaving worden behandeld.
Misverstand 4: ‘Mensen die verslaafd zijn aan alcohol of drugs, slagen er toch niet in om te stoppen met roken.’
Er zijn verschillende studies uitgevoerd naar de effectiviteit van behandeling van tabaksverslaving bij cliënten met een alcohol- of drugsprobleem. Laten we voorop stellen: stoppen met roken is voor iedereen lastig, en veel rokers doen meerdere pogingen voor ze succesvol gestopt zijn. Dat geldt ook voor cliënten, zeker als ze complexe problemen hebben. Maar de meerderheid van onderzoeken toont aan dat tabaksbehandeling wel degelijk effectief is voor cliënten van de verslavingszorg. Bewezen effectieve interventies bij stoppen met roken zijn een combinatie van coaching, vooruitgang zichtbaar maken, psycho-educatie over verslaving en tabak, cognitieve gedragstherapie en medicinale ondersteuning.
Misverstand 5: ‘Mensen die in de verslavingszorg in behandeling zijn, willen niet stoppen met roken.’
Wist u dat zo’n 70 tot 90% van mensen die hulp zoekt voor een verslaving aan alcohol of drugs, rookt? Dit is een veel hoger percentage dan gemiddeld in Nederland (22,4% in 2018)! En een flink deel van deze mensen (44-80%) wil wel degelijk ook het roken aanpakken. Veel van onze cliënten zullen, als ze blijven doorroken, voor hun 65e overlijden aan aandoeningen die het gevolg zijn van roken, zoals longkanker, andere vormen van kanker of hart- en vaatziekten. Cliënten zijn zich daarvan bewust, maar zijn vaak afhankelijk van de juiste stimulans om daadwerkelijk een stoppoging te ondernemen.