Vooroordelen over werken in de verslavingszorg

“Als je over je cliënt klaagt dat hij niet luistert, betekent dat meestal dat jij niet luistert!”

“Oh, werk jij in de verslavingszorg? Wat heftig zeg! Eenmaal verslaafd is toch altijd verslaafd? Verslaafden vallen toch altijd terug, dan heb je nooit eer van je werk!” Dit zou zomaar iets kunnen zijn dat een behandelaar van NK hoort in zijn of haar omgeving. Er is nog enorm veel onbekendheid over verslaving en verslavingszorg, en daarmee ook heel wat vooroordelen. Vooroordelen die Maaike van Irsel en Paul Robben, allebei al vele jaren werkzaam bij NK, zelf ook hadden voor ze bij NK gingen werken! Van hun keuze hebben ze nooit spijt gehad, maar ze zien het onbegrip nog vaak om zich heen. Welke vooroordelen herkent u bij uzelf?

Paul Robben, gepensioneerd psychotherapeut maar nog altijd werkzaam als opleider en supervisor: “Toen ik eind jaren zeventig student psychologie was, had ik vooral het idee dat verslaafden onbetrouwbaar waren. Ik dacht toen: ik wil in elk geval níet gaan werken in de verslavingszorg. Maar in die tijd lagen de banen niet voor het oprapen en uiteindelijk kon ik als behandelaar gaan werken binnen de verslavingszorg. Ik was niet erg enthousiast, maar ik dacht: die baan is nog altijd beter dan geen baan, en als ik met deze doelgroep kan werken, kan ik met iedereen werken.”

Ook Maaike van Irsel, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog, kwam in de verslavingszorg terecht omdat na haar afstuderen vijftien jaar geleden weinig banen te vinden waren: “Werken in de verslavingszorg stond niet in mijn top drie. Ik had dezelfde ideeën als mensen om me heen: het behandelen van verslaafden is zelden succesvol.”

Je moet kleiner denken, maar breder

Maar Maaike en Paul zijn niet alleen gebleven, maar zijn ook heel enthousiast geworden over hun werk. Maaike: “Ja, dat het heftig is, dat klopt meestal wel. Ik werk met een complexe doelgroep. Naast de verslaving zijn er vrijwel altijd ook psychische problemen. Een complexe combinatie waarvan het lastig is volledig te herstellen. Maar behandeling is niet alleen succesvol als iemand helemaal stopt met gebruiken en weer 100% meedoet in de maatschappij. Als je hier wilt werken, moet je kleiner denken, maar tegelijk ook breder. Misschien is stoppen niet haalbaar, maar minderen wel. En het gaat niet alleen om het gebruik, maar vooral om het verbeteren van de levenskwaliteit. Bijvoorbeeld weer contact met je familie hebben, vrijwilligerswerk kunnen doen… Je moet een optimale balans vinden tussen je mogelijkheden en je beperkingen. En dan kun je heel veel bereiken op het gebied van herstel.”

Je kunt altijd iets voor iemand betekenen

Paul: “Je kunt altijd iets voor iemand betekenen, hoe ernstig de verslaving en hoe complex de problemen ook zijn. Ik hoor onervaren behandelaars weleens zeggen: ‘de cliënt wil niet luisteren, hij is niet gemotiveerd.’ Maar dat betekent negen van de tien keer dat jij als behandelaar niet luistert. Als jij vindt dat een cliënt abstinent moet worden, en de cliënt wil dat niet of is daar nog niet aan toe, dan luister jij niet goed naar wat die cliënt wil, en waarom. De doelen van je cliënt staan centraal: jij dicteert niet, maar coacht en ondersteunt.”

Een gemarmerde cake

Beide behandelaars geven aan dat er vaak sprake is van verslaving én psychische problemen. Dat maakt het werk heel boeiend. Paul: “Je moet goed kijken om erachter te komen hoe alles met elkaar samenhangt. Vaker wel dan niet is er ook sprake van andere psychische of cognitieve problemen: angst- of stemmingsstoornissen, een verstandelijke beperking, borderline, ADHD, autisme… Hoe ernstiger de problemen, hoe moeilijker ze van elkaar te scheiden zijn. Vergelijk het met een gemarmerde cake. Je kunt de delen met chocola nog wel scheiden van de delen zonder. Maar de suiker, het meel, de melk? Dat kun je niet meer los zien van elkaar als het beslag eenmaal gemixt en gebakken is.”

Vicieuze cirkel

Maaike: “Het idee dat je psychische problemen en verslavingsproblemen los kunt zien én behandelen, is erg hardnekkig. Ook binnen de reguliere ggz hoor ik regelmatig dat je eerst de verslaving moet aanpakken voor je aan de psychische problemen kunt werken. Maar de problemen zijn volledig met elkaar verweven en vormen een vicieuze cirkel: ze houden elkaar in stand en verergeren elkaar. Je kunt dus het beste geïntegreerd behandelen, en daarin als ketenpartners gezamenlijk optrekken.”

Stereotiep

De behandelaars zien bovendien dat de omgeving vaak een stereotiep beeld heeft van verslaving. Paul: “Het woord ‘verslaving’ suggereert een eenheid, een helderheid die er niet is. Het is een continuüm. Mensen zien meestal alleen wat de media hen laten zien, en dat zijn de extremen. Maar de meeste cliënten zou je in de wachtkamer echt niet herkennen als verslaafd. En dan nog, ook voor de meer ‘extreme’ situaties geldt dat er altijd een persoonlijk verhaal achter zit. Verslaving is overal, maar mensen willen het niet zien.”

Angst en onrust dempen

Maaike: “Veel mensen koppelen de ernst van de verslaving aan de mate van gebruik. Maar iemand die twee flesjes bier per dag drinkt omdat ze anders niet kan slapen, heeft net zo goed een probleem als iemand die drie kratten bier per dag gebruikt. Als jij drinkt of blowt of drugs gebruikt om je angsten of onrust te dempen, en zonder middelen niet kan functioneren, dan ben je net zo goed afhankelijk. Als behandelaar is het belangrijk dat je je cliënt helpt om erachter te komen wat de functie van het gebruik is, en het onderliggende probleem op te lossen.”

Niet lullen maar poetsen

De doelgerichte aanpak spreekt zowel Maaike als Paul erg aan. Maaike: “Bij NK werken veel echte aanpakkers. Niet lullen maar poetsen. Er heerst een no-nonsense-cultuur. Cliënten waarderen die rechttoe-rechtaan-aanpak. We nemen ook zo min mogelijk van hen over, maar helpen hen om de regie over hun eigen leven terug te pakken.”

Verkeerde houding

Paul: “De houding: ‘ik moet wat doen voor mijn cliënten’, die werkt niet. Er wordt vaak gezegd van cliënten in de verslavingszorg dat ze niet gemotiveerd zijn. Ze zijn wel gemotiveerd, maar vaak is die motivatie nog onduidelijk. Ze willen van hun verslaving af. Oké, maar willen ze dat écht ook zelf, of zitten ze daar vooral omdat hun huisarts of hun partner daarop aandrong? Je moet luisteren en vragen stellen, erachter komen wat hen écht motiveert, wat ze zelf willen bereiken. Jouw vragen zijn dan: ‘Hoe wil je dat aanpakken?’ en ‘Hoe kan ik je daarbij helpen?’”

Vernieuwingsdrang

Hoe je daarbij efficiënt kunt zijn, echt een bijdrage kunt leveren, daarin zijn binnen de verslavingszorg enorme stappen gezet. Maaike: “In de vijftien jaar dat ik hier werk, heb ik heel veel mogelijkheden gehad om mezelf én het vakgebied te ontwikkelen. Ik kon me scholen tot cognitief gedragstherapeut, toen tot GZ-psycholoog en nu tot klinisch psycholoog. Ook kon ik me richten op het implementeren van nieuwe ontwikkelingen. Binnen de verslavingszorg geldt een voortdurende vernieuwingsdrang. Hoe kunnen we de zorg nog beter aansluiten op de behoeften van de burgers?”

Pionierswerk

Paul: “Toen ik eind jaren zeventig begon, was er nog niets aan kaders, bewezen behandelmethoden of richtlijnen. Daar is heel veel in veranderd en naarmate het vakgebied zich ontwikkelde, ontwikkelde ik mezelf ook, bijvoorbeeld binnen de gedragstherapie en de motiverende gespreksvoering. Je hebt hier veel ruimte voor ontwikkeling. Je kunt nog veel pionierswerk verrichten. We weten al veel meer over verslaving dan een paar decennia terug, maar je bent hier voorlopig nog niet uitgedacht.”