Hoe houd ik mijn puber op koers?

Ondanks dat je er geen diploma voor kunt halen, is opvoeden van opgroeiende kinderen een hele prestatie. Van jongs af aan proberen ouders hun kind te beschermen tegen op de loer liggende gevaren. Terwijl die kinderen niets liever lijken te doen dan die gevaren opzoeken… Dat is een continu proces van grenzen stellen en afspraken maken. Als jongeren gaan puberen, dient zich een nieuw risico aan: genotmiddelen. Over roken zijn de meeste ouders het wel eens: ze willen niet dat hun kind gaat roken. Maar als het gaat om alcohol, wiet of gamen, zijn er keuzes te maken: bespreekbaar maken, verbieden, afspraken maken? Preventiewerker Iris de Man helpt ouders bij die opvoedingsvragen. (En geeft in dit artikel een aantal tips voor ouders!)

Goed of slecht

Iris heeft tijdens vele ouderavonden op Brabantse scholen talloze ouders geadviseerd. Iris: “Die adviezen zijn vooral preventief. Het gros van de ouders die naar zo’n ouderavond komen, hebben kinderen in de laagste klassen. Uiteraard zitten er ook wel eens ouders van wie de kinderen al gebruiken of zelfs problemen hebben door gebruik. Maar het merendeel komt toch vooral met de vraag hoe ze kunnen voorkómen dat hun kind gaat gebruiken. Ouders die naar zo’n avond komen, zijn doorgaans gemotiveerd om het ‘goed’ te doen. Maar ik praat nooit over goed of slecht, ik geef alleen tips en adviezen. Ouders bepalen zelf wat ze ermee doen. Bij de opvoeding krijgt niemand garanties. Ieder kind is anders, en sommige kinderen hebben wellicht psychische problemen die de kans op gebruik en problemen aanzienlijk vergroten. Ook factoren zoals problemen op school, gebruikende vrienden of problemen binnen het gezin kunnen de risico’s nog extra vergroten.”

“U moet wel realistisch zijn”  

Iris komt verschillende categorieën ouders tegen: ouders die al afspraken gemaakt en regels gesteld hebben, ouders die dat wel willen maar niet goed weten hoe, maar ook ouders die vinden dat een drankje of een jointje niet zo veel kwaad kan. Zij zijn van mening dat met mate drinken of een jointje roken wel moet kunnen (“U moet wel realistisch zijn”) en dat verbieden onzin is. Iris: “Laatst las ik een artikel waarin ouders aangaven dat ze NIX18 maar betutteling vonden. Dat vond ik wel verontrustend, zeker omdat duidelijk is dat die campagne ouders helpt bij de opvoeding. NIX18 is ook bewezen effectief. Na invoering daarvan is de startleeftijd waarop jongeren gaan drinken verhoogd. Dat is gunstig, omdat aangetoond is dat hoe jonger pubers beginnen met alcohol – maar ook met blowen – hoe groter de kans is dat gebruik uit de hand loopt. Ook is het risico groter dat jongeren andere drugs gaan gebruiken.”

Slecht slapen

Iris begint een ouderavond met middeleninformatie: “Dat doen we vooral om ouders te leren herkennen dat hun kind gebruikt heeft. De effecten van alcohol zijn bekend, maar hoe kun je zien dat je kind geblowd heeft of een pilletje heeft geslikt? We nemen vaak onze middelenkoffer mee met allerlei drugsattributen, zodat ouders op basis van die attributen of bijvoorbeeld de geur kunnen herkennen dat hun kind gebruikt. Signalen over gebruik zijn altijd reden om in gesprek te gaan met je kind, maar betekenen niet per definitie dat een kind problemen heeft. Mocht er wel sprake zijn van problemen, dan ervaren ouders in eerste instantie vaak een verandering in het dagelijkse leven van hun kind. Bijvoorbeeld slecht slapen, achteruitgaan van schoolprestaties, stoppen met sport of verlies van vrienden.”

Ga en blijf in gesprek

Tijdens de avond gaan ouders ook met elkaar in gesprek om eigen ervaringen uit te wisselen. Vaak doen ze dat aan de hand van een aantal prikkelende stellingen. Ouders kunnen immers ook veel van elkaar leren. Maar Iris reikt zeker ook handvatten aan. “Dat zijn adviezen waar ouders mogelijk hun voordeel mee kunnen doen, maar we schrijven de wet niet voor,” zegt Iris. “Het belangrijkste advies: praat met je kind. En niet alleen als je het vermoeden hebt dat er sprake is van middelengebruik, maar zo vroeg mogelijk. Er zijn altijd wel aanknopingspunten om het thema alcohol en drugs aan te kaarten. Als een kind eenmaal gebruikt, probeer dan in een gesprek met je kind vooral op zoek te gaan naar de reden van dat gebruik. En zoek met je kind naar oplossingen, alternatieven. Daarnaast benadruk ik altijd dat het helpt om afspraken te maken en grenzen te stellen en geef ik aan dat hun eigen voorbeeldgedrag zowel positief als negatief kan werken bij hun kind, en dat het dus van belang is om een goed voorbeeld te geven.”

“Waar maakt u zich zorgen over?”

Iris voert regelmatig gesprekken met ouders over problemen met of door gebruik, soms naar aanleiding van de ouderavonden. Maar Iris komt ook met ouders in contact door verwijzingen van school, jeugdzorg of huisarts. Of via een van haar preventiecollega’s. Iris: “De meeste verwijzingen komen echter van onze afdeling Advies & Informatie. Als er problemen zijn met middelengebruik van hun kind, weten ouders Novadic-Kentron goed te vinden. Ze bellen dan met hun vragen in eerste instantie naar mijn collega’s van A&I, die ouders dan wijzen op de mogelijkheid van een ouderpreventiegesprek. Ik begin zo’n eerste gesprek altijd met de vraag waar de ouders zich zorgen over maken. Vervolgens ga ik met die ouders op zoek naar redenen waarom hun kind gebruikt en op welke leefgebieden dat problemen oplevert. En uiteraard maak ik bespreekbaar hoe zij als ouder om kunnen gaan met het gebruik en de problemen van hun kind en wat ze eventueel anders zouden kunnen doen.”

Niets aan de hand

Het blijft zelden bij één gesprek: Iris nodigt ouders altijd uit voor een of meer vervolggesprekken. Iris: “Een probleem voor ouders is vaak dat hun kind geen problemen ervaart, zelf vindt dat er niets aan de hand is. Dat staat haaks op mijn beleving dat de problemen van jongeren de laatste jaren juist heftiger zijn geworden. Ik adviseer ouders daarom vaak om hun kind te bewegen tot een zogenaamd Moti-4-traject met een van onze preventiewerkers. In maximaal vier individuele gesprekken inventariseert de preventiewerker met de jongere het middelengebruik en de problemen die dat geeft. Vervolgens stellen ze samen een plan van aanpak op, waarin de jongere aangeeft welke stappen hij of zij gaat zetten om de situatie te veranderen. Mocht het nodig zijn, dan kan de preventiewerker een jongere toeleiden naar de hulpverlening van Kentra24, de jeugdafdeling van NK voor jongeren in de leeftijd van 12 tot 24 jaar.”

Vragen?

Bel de afdeling Advies & Informatie op 073-689 90 90 of mail naar hulp@novadic-kentron.nl!

 

Jan met de tattoos is ook kwetsbaar

Delinquent en een licht verstandelijke beperking

Het dagelijks leven heeft heel wat uitdagingen als je een licht verstandelijke beperking (LVB) hebt. Onze maatschappij is behoorlijk ingewikkeld, maar er wordt wel van iedereen verwacht dat hij of zij meedoet. Dat je woning netjes is, dat je werk hebt, je financiën op orde houdt, je zaakjes regelt. Met de juiste begeleiding en steun vanuit de omgeving, kunnen mensen met een LVB bergen verzetten, maar helaas gaat het ook regelmatig mis. Mensen met een LVB lopen bijvoorbeeld trauma’s op, krijgen psychische problemen, raken afhankelijk van genotmiddelen of komen op het verkeerde pad terecht. Hoe komt dat? En hoe kunnen we hen het beste helpen? Lieke Knapen, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog, vertelt over haar ervaringen met deze doelgroep: over drugskoeriers op driewielers en Jan met de tattoos…

In het kader van haar opleiding maakte Lieke recent een uitstapje naar de LVB-sector (GGzE/OPSY): “Als iemand met een LVB in de problemen komt, en er sprake is van genotmiddelen en eventueel ook nog problemen met justitie, kan diegene terechtkomen bij Novadic-Kentron, maar ook bij een ggz-instelling die gespecialiseerd is in LVB. Er is daarmee een vrij grote overlap in doelgroep, maar je ziet wel dat in geval van meervoudig middelengebruik mensen meestal bij NK terecht komen. Bij de ggz zie je vaker een enkelvoudige verslaving, aan bijvoorbeeld alcohol, medicatie of cannabis. De cliënten bij NK kampen vaker met harddrugsverslaving.”

Loverboys en wiet op zolder

Hoe komen mensen met een LVB in de criminaliteit terecht? Lieke: “Een belangrijke vraag daarbij: zijn er beschermende factoren in je leven of niet? Heb je steun van je ouders? Heb je fijne begeleiding? En natuurlijk kan er ook verschil in temperament zijn, of gebeurtenissen in je verleden die je hebben gevormd. In de samenleving heeft men bij het woord delinquent een heel andere associatie dan bij iemand met een beperking. Toch kunnen ook mensen met een LVB in de criminaliteit terecht komen. Doordat ze soms risico’s niet goed in kunnen schatten, kunnen ze makkelijk misbruikt worden. Ze zijn bijvoorbeeld vaak gepest, hebben trauma’s opgelopen, waardoor ze minder weerbaar zijn. Meisjes kunnen dan bijvoorbeeld onder invloed komen van ‘loverboys’. Ook kunnen ze door beperkt overzicht in hun financiën in de schulden komen en dan in de verleiding worden gebracht om dit ‘makkelijk’ terug te verdienen. De zolder wordt dan bijvoorbeeld vol wietplanten gezet of ze worden ingezet als drugskoerier. We hadden bij NK een cliënt die op zijn aangepaste fiets drugs rondbracht.”

Vechten

Maar Lieke waarschuwt wel voor een te eenzijdig beeld van dé LVB’er: “Als je hebt geleerd dat je iets bereikt door te vechten, dan herhaal je dat gedrag, en dat geldt ook voor mensen met een beperking. ‘Acting out’ gedrag kan dan voorkomen, en ervoor zorgen dat de beperking niet meer wordt gezien, omdat alle aandacht uit gaat naar het gedrag. Ook deze groep is kwetsbaar, de uitingsvorm is alleen een andere.”

“Kom je wel aan behandelen toe?”

Hoe behandel je mensen met een LVB? Is dat eigenlijk wel mogelijk? Lieke: “Het is een vooroordeel dat je mensen met een LVB niet goed zou kunnen behandelen. Dat is mij ook letterlijk gevraagd: ‘Kom je wel voldoende aan behandelen toe?’ Maar dat kan heel goed! Je kunt dezelfde therapieën aanbieden als bij mensen met een gemiddeld IQ, zoals EMDR of schematherapie. Wel pas je de methode aan: je gebruikt meer visuele ondersteuning, eenvoudiger taalgebruik, en soms is het ook nodig om de duur of de frequentie van de sessies omlaag te brengen. Het behandelen van mensen met een LVB heeft ook voordelen, omdat er vaker mensen uit de omgeving betrokken zijn, zoals familie of woonbegeleiders. Er wordt veel samengewerkt.”

LVB of persoonlijkheid?

Lieke ziet wel verschillen in de behandelwijze van de ggz en van NK. Lieke: “Binnen de ggz wordt vooral gekeken vanuit de beperking. Bepaald gedrag wordt bijvoorbeeld toegeschreven aan het niet begrijpen van de situatie, terwijl we binnen NK eerder zouden denken aan bijvoorbeeld persoonlijkheidsproblematiek. Het één sluit het ander niet uit, maar er wordt wel door een andere bril gekeken. Dat hoeft overigens geen probleem te zijn, zolang de cliënt de behandeling krijgt waar hij of zij het meest baat bij heeft. Ook zijn we binnen NK meer gericht op eigen regie van de cliënt, terwijl de ggz meer kan overnemen. Beide aanpakken hebben voordelen. Zo is eigen regie voor deze doelgroep niet altijd haalbaar, maar als je te veel overneemt van de cliënt, ontneem je hen wellicht ook kansen.” 

Waakzaamheid of vertrouwen?

Naast LVB versus persoonlijkheid of overnemen versus eigen regie, is binnen de (forensische) verslavingszorg veiligheid een belangrijk aspect. Veiligheid voor de cliënt, maar ook voor de omgeving. Lieke: “Rekening houden met veiligheid is natuurlijk belangrijk, maar daarmee komt wederzijds vertrouwen soms wel in de knel. Gezonde achterdocht kan goed zijn om de maatschappij te beschermen, maar is ook van invloed op je werkrelatie. Je moet een goede balans zien te vinden tussen waakzaamheid en vertrouwen dat een cliënt kan herstellen. Het is interessant om te kijken naar de verschillen tussen instellingen en te leren van elkaar. Hoe komen we tot het beste van twee werelden? Hoe bieden we de beste ondersteuning? We kunnen leren van elkaar, maar vooral ook van onze cliënten. Want iedereen heeft zijn eigen verhaal.”

Agressieve vent of kwetsbaar kind?

Natuurlijk vraagt een agressieve cliënt om een ander aanpak dan een rustig persoon. Lieke: “Maar je moet niet te snel aannames maken, zéker niet bij deze doelgroep. Jan met de tattoos kan ook heel beschadigd zijn. Vaak – om in schematherapietermen te spreken – gaat er juist ook achter ‘een Jan’ een ‘kwetsbaar kind’ schuil. Ze hebben net zo goed onze zorg nodig. En werken met de wat meer uitgesproken persoonlijkheden heeft ook voordelen. Ze zijn over het algemeen heel direct, je zult bij hen niet snel meemaken dat ze ‘ja’ zeggen maar ‘nee’ doen.”

Ontredderd

Dat je naar het individu moet kijken, geldt voor alle cliënten, en zéker voor alle mensen met een LVB. Er is enorm veel variatie in de doelgroep, in vaardigheden en eigenschappen. Lieke: “Je moet ervoor waken dat je iemand niet overschat. Veel mensen met een beperking komen representatief over en zijn heel communicatief, waardoor je snel kunt gaan denken dat ze het wel redden. Maar komen ze terecht in een nieuwe situatie, dan zijn ze helemaal ontredderd. Andersom moet je mensen ook niet onderschatten, geen taken van hen overnemen voor je zeker weet dat ze dat echt niet zelf kunnen leren. Mensen met een LVB hebben vaak een laag zelfbeeld: ze werden nogal eens gepest op school, ze konden niet meekomen, ze moesten naar het speciaal onderwijs. Ze leven voortdurend met de gedachte ‘ze vinden me dom’. Als je dan alles van hen overneemt, bevestig je dat beeld juist. Als je zelf je doel bereikt, geeft dat een enorme boost aan je zelfvertrouwen. Dus kijk goed naar wat jouw cliënt kan en wil. Door de uitwisseling van kennis tussen ons en de ggz, kunnen we van elkaar handvatten leren om elke cliënt, met zijn sterke en minder sterke kanten, zo goed mogelijk Nieuwe Kansen te geven!”

Lachgas: bevriezing en zuurstoftekort zijn echt niet grappig

Lachgas werd oorspronkelijk (en wordt nog steeds) gebruikt voor medische doeleinden, als verdovingsmiddel en pijnstiller. De voedingsindustrie gebruikt lachgas als drijfgas voor slagroomspuiten. De laatste jaren is lachgas echter ook als drug in opkomst: steeds meer jongeren gebruiken het voor een kortdurende roes. Hoewel lachgas door gebruikers als een relatief onschuldig middel wordt gezien, leidt het steeds vaker tot gezondheidsproblemen. Met Koningsdag werden in Amsterdam tientallen gebruikers onwel. Dat leidde tot een politieke discussie over de vraag of lachgas verboden moet worden. Vooruitlopend daarop hebben diverse Brabantse gemeenten inmiddels maatregelen genomen om het gebruik tegen te gaan. Preventiewerker Daniëlle Ketelaars vertelt over de risico’s van lachgas, zoals hartfalen, bloedarmoede en andere gezondheidsschade.

Lachgas als drug

“Sinds 2016 valt lachgas onder de Warenwet”, aldus Daniëlle. “Dat heeft ertoe geleid dat iedereen het gemakkelijk kan kopen bij huishoudwinkels en dat steeds meer jongeren het als drug zijn gaan gebruiken. Dat gebeurt door ballonnen met lachgas te vullen en het gas te inhaleren. Dat geeft een korte maar sterke roes, er ontstaat een bewustzijnsdaling die enigszins te vergelijken is met dronkenschap. Na enkele minuten verdwijnt de roes, maar de effecten kunnen nog uren ‘na-ijlen’.”

Bloedarmoede en neurologische stoornissen

Lachgas heeft een onschuldig imago en wordt door gebruikers nauwelijks als drug gezien. Daniëlle: “De risico’s van lachgas worden vaak onderschat. Een tijdelijk tekort aan zuurstof in de hersenen kan leiden tot duizeligheid en verwardheid. Sommige gebruikers vallen zelfs flauw, wat kan leiden tot verwondingen door een ongelukkige val. Extra riskant is het om lachgas te gebruiken als je verkouden bent, omdat dit kan leiden tot blijvende gehoorschade. Langdurig gebruik van lachgas kan leiden tot een tekort aan vitamine B12 en hierdoor bloedarmoede of neurologische stoornissen. Ons standaard advies voor drugs is dus zeker ook van toepassing op lachgas: gebruik kent altijd risico’s!”

Bevriezingsverschijnselen

Lachgas is sinds kort niet meer alleen op de markt in de slagroomspuitpatronen die je op vele plekken in het straatbeeld kunt aantreffen, maar is ook te koop in grotere cilinders. Daniëlle: “Dat geeft weer een nieuw risico. Jongeren vullen ballonnen uit een grote tank met lachgas, die ze tussen de benen klemmen. Lachgas is echter zo koud, dat ook de buitenkant van zo’n tank ontzettend koud is. Dat kan gemakkelijk leiden tot bevriezingsverschijnselen aan de huid tussen de benen. Zeker omdat na gebruik de pijngrens veel hoger ligt en gebruikers niet voelen dat de tank invriest in de huid. Deze bevriezing zorgt voor behoorlijke brandwonden en kan levenslange littekens tot gevolg hebben. Ook is het extra gevaarlijk om lachgas rechtstreeks uit een patroon of cilinder in te ademen. Dat kan leiden tot bevriezing van de longen en luchtwegen.”

Zuurstoftekort en hartfalen

Combigebruik van lachgas met andere middelen is extra riskant. Daniëlle: “Bij evenementen en festivals wordt lachgas vaak gecombineerd met grote hoeveelheden alcohol en andere drugs. Dit is extra gevaarlijk. Alcohol is een verdovend middel en overmatig gebruik zorgt ervoor dat er geen goede, adequate ademprikkel is. Als iemand die al veel heeft gedronken lachgas gebruikt, krijgt hij of zij onvoldoende zuurstof binnen. Dat kan allerlei complicaties geven, zelfs met hartfalen tot gevolg. Op plekken waar alcohol geschonken wordt, zoals in de horeca of tijdens evenementen, is het dus belangrijk om extra alert te zijn op lachgasgebruik. Tijdens festivals, maar ook in uitgaansgebieden, is het raadzaam om als organisator of als uitbater van een horecagelegenheid de verkoop van lachgas in de gaten te houden en indien nodig aan te pakken.” 

Praten over risico’s

Daniëlle en haar collega-preventiewerkers zijn in Brabant volop bezig om het gebruik van lachgas actief onder de aandacht te brengen. Daniëlle: “Binnen het jongerenwerk besteden we steeds vaker aandacht aan lachgas, net als bij ouderavonden in het onderwijs. Maar ook in onze contacten met gebruikers op bijvoorbeeld festivals of met bezoekers van onze testservice praten we over de risico’s van lachgas. Daarnaast adviseren we gemeenten over wat zij kunnen doen om de beschikbaarheid van lachgas te beperken. De Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) biedt de gemeente de mogelijkheid om maatregelen te treffen, zoals het verbieden van gebruik bij evenementen of in uitgaansgelegenheden, of het stellen van regels ten aanzien van de verkoop.” Diverse gemeenten in ons werkgebied (bijvoorbeeld Veldhoven, Meierijstad, Tilburg, de Kempengemeenten, Oosterhout en Woensdrecht) hebben dat al gedaan of overwegen maatregelen te treffen.

Patronen verzamelen

Daniëlle is zelf direct betrokken geweest bij een bijzonder initiatief in de gemeente Helmond. Daniëlle: “In samenspraak met het Jeugd Preventie Team van Helmond is Novadic-Kentron samen met Bijzonder Jeugdwerk en de LEV-groep op 4 juni een inzamelingsactie gestart. Inwoners zijn opgeroepen om in de maand juni in het straatbeeld aangetroffen lachgaspatronen in te leveren op diverse plekken verspreid over de hele stad. Mensen die patronen inleveren, wordt gevraagd waar ze de patronen gevonden hebben en hoeveel er lagen. Zo willen we de plekken waar lachgas gebruikt wordt in kaart brengen en hebben we een ingang om het gesprek over lachgas te starten en gebruikers te informeren.”

Bijna 200 patronen

“Die actie is wat ons betreft geslaagd,” vervolgt Daniëlle. “De actie heeft veel aandacht gekregen. Dit heeft het gesprek over lachgas op gang gebracht en gezorgd voor bewustwording bij ouders en buurtbewoners, maar ook bij gebruikers zelf. In totaal zijn er 197 patronen, 360 ballonnen en 10 doppen van lachgastanks ingeleverd. De voorwerpen zijn gevonden in de hele gemeente, waarbij opviel dat de patronen en ballonnen voornamelijk werden gevonden op parkeerplaatsen. Dit duidt erop – wat overeenkomt met signalen van buurtbewoners – dat jongeren lachgas gebruiken in de auto. Jongeren beseffen niet dat de effecten nog uren kunnen nawerken, omdat de eigenlijke roes maar een paar minuten duurt. Doordat de effecten nog nawerken, is het in de uren na gebruik gevaarlijk om deel te nemen in het verkeer. Deze boodschap wordt één van de speerpunten die we meenemen in de voorlichting richting jongeren op straat. In reactie op het succes van de actie in Helmond zal NK ook elders in Brabant vergelijkbare acties op poten zetten.”

Poster lachgas geactualiseerd

Twee jaar geleden heeft NK Preventie een poster ontworpen over de risico’s van lachgas. Inmiddels is veel meer duidelijk over de risico’s. De poster is dan ook recent geactualiseerd. De poster is beschikbaar voor professionals en organisaties, met name als ze werken met de doelgroep jongeren. Interesse? Mail naar preventie@novadic-kentron.nl!

 

Daders van huiselijk geweld op spreekuur

Verborgen leed achter de voordeur. Ouders die kinderen mishandelen, partners die klappen uitdelen aan elkaar, kinderen die hun ouders bedreigen en uit de hand gelopen pesterijen tussen gezinsleden: het komt veel vaker voor dan de meeste mensen denken. Reclasseringswerker Annemiek Ursinus, al jaren aandachtsfunctionaris huiselijk geweld binnen Novadic-Kentron, heeft het allemaal voorbij zien komen. Sinds juni 2018 heeft Annemiek samen met collega Marie-José Heijligers van Reclassering Nederland (RN) in Eindhoven het spreekuur Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Annemiek: “Voorheen kon het wel een jaar duren voor ik huiselijk geweld kon bespreken met een cliënt. Dat is natuurlijk veel te laat. Ons spreekuur is dus een enorme sprong voorwaarts. Een uit de hand gelopen thuissituatie wordt nu binnen maximaal twee weken besproken.” 

Twintig keer klappen

De term spreekuur impliceert dat mensen vrijwillig bij Annemiek op het spreekuur komen. Dat is hier niet helemaal van toepassing. Annemiek: “Elke verwijzing naar het spreekuur vindt plaats in het kader van een justitieel traject. Het incident heeft geleid tot een strafzaak, waarbij de dader onmiddellijk wordt verwezen naar het spreekuur. Wel heeft de dader de keus om wel of niet naar het spreekuur te gaan. Bij de gesprekken sluit zoveel mogelijk een hulpverlener van Veilig Thuis aan. Die samenwerking is tot nu toe uniek in Nederland en heeft een duidelijke meerwaarde, omdat onze ervaring en expertise elkaar aanvullen.”

Annemiek heeft al jarenlang ervaring met het bespreken van huiselijk geweld. Ze weet als geen ander dat er een enorm taboe rond dit thema bestaat: “Veel mensen denken dat huiselijk geweld uitzonderlijk is. Maar in Nederland rijdt de politie iedere zes minuten naar een melding. Het is echt een verborgen probleem: daders en slachtoffers praten er niet over. Vaak wordt geen aangifte gedaan, of pas als de emmer overgelopen is. Gemiddeld wordt de politie pas ingeschakeld nadat er tussen vijftien en twintig keer klappen zijn gevallen. In vrijwel alle gevallen is sprake van alcohol- en drugsgebruik of een verslaving. Om recidive te voorkomen, praat ik met al mijn cliënten over hun middelengebruik en proberen we daar samen een oplossing voor te vinden.”

Nieuwe baby

Annemiek en haar collega zijn nu ruim een jaar bezig met het spreekuur. Inmiddels is het spreekuur officieel als pilot erkend door het ministerie van Justitie en Veiligheid en is er subsidie toegekend. Annemiek: “Dat is gebeurd in het kader van het streven van justitie om zaken zo spoedig mogelijk op te pakken en af te handelen, de zogenaamde ZSM-aanpak. Vóór het spreekuur sprak ik daders pas als er een adviesrapport voor het Openbaar Ministerie moest worden opgesteld. Dat was maanden na het incident, als in veel gevallen de rust was wedergekeerd en de rijen zich weer gesloten hadden. Soms was er zelfs een nieuwe baby op komst. Als je de intentie hebt om herhaling van incidenten te voorkomen, is dat natuurlijk veel te laat. Nu zitten we er direct bovenop, als er nog volop schuldbesef is. Dat helpt enorm om het tij definitief te keren. Het project is nog te pril om al een succespercentage te noemen, maar ik ben er vast van overtuigd dat door de gesprekken binnen het spreekuur het aantal gevallen van recidive af zal nemen.”

Ook mannen slachtoffer

Annemiek praat niet alleen met de dader, maar heeft ook oog voor het slachtoffer: “Buitenstaanders denken vaak ‘dan gaat zo’n stel toch uit elkaar’, maar zo simpel ligt het niet. Dat is net zo’n misvatting als het idee dat mannen altijd dader zijn en vrouwen altijd slachtoffer. Ook mannen kunnen slachtoffer zijn. Vergeet niet dat ook bedreiging, emotioneel onder druk zetten en psychologische oorlogsvoering vormen van huiselijk geweld zijn. Ik heb te maken met een uiterst complex fenomeen, waarin kennis van de omgeving van groot belang is. Vaak is er al generaties lang sprake van huiselijk geweld, hebben daders en slachtoffers geweld als kind meegemaakt en weten de partners niet beter. Er is veel schaamte, maar ook veel onzekerheid: er komt zoveel op slachtoffers af dat er geen ruimte is om na te denken over hoe nu verder. Ook de gedachte dat uit elkaar gaan slecht is voor de kinderen, is reden om samen verder te gaan, zelfs als er al meerdere keren sprake is geweest van geweldsincidenten. Daarom betrek ik vaak ook het slachtoffer bij de trajecten die voortvloeien uit het spreekuur. Soms voer ik gesprekken met dader en slachtoffer samen.” 

De schijn ophouden of echt willen veranderen

De complexiteit van huiselijk geweld vindt Annemiek zowel uitdagend als boeiend en ze krijgt veel energie van dit werk. Annemiek: “Het eerste contact is altijd met daders, die dan natuurlijk cliënt zijn. Er zijn wel eens cliënten die komen om de schijn op te houden, maar het gros heeft echt spijt: die balen van het incident en willen veranderen. Een traject met de cliënt start altijd met een gesprek waarin we het incident in kaart brengen, praten over hoe het zover is gekomen en verkennen wat er nodig is om te verbeteren. Omdat we elkaar prima aanvullen, stel ik altijd voor om in het vervolgtraject samen op te trekken met de mensen van Veilig Thuis. En steevast wijs ik cliënten op de mogelijkheid om deel te nemen aan de zogenaamde carrouselgroep van de gemeente Eindhoven, die uitgevoerd wordt door trainers van RN. Dat is een groepstraining voor mannelijke volwassen plegers van huiselijk geweld, waarin ervaringen gedeeld worden en besproken wordt hoe huiselijk geweld te voorkomen. Die groepstraining loopt parallel aan het vervolgtraject van de reclassering. ”

Een praktijkvoorbeeld: Harrie 

Harrie* is één van de cliënten van Annemiek en vertelt over zijn ervaringen: “Na mijn aanhouding voor het geweldsincident thuis heb ik een nacht in de cel gezeten. Een dag later ben ik naar de carrouselgroep gegaan. Hoewel zoiets niet mijn ding is, wilde ik toch proberen of zo’n groep iets voor mij was. Dat bleek zo te zijn, die groepsgesprekken hebben ervoor gezorgd dat ik mij kon openstellen en hebben mij zeer geholpen. De groepstraining van carrousel bestaat uit acht meetings, maar uiteindelijk ben ik twaalf keer gegaan.  Ook heb ik, alleen en samen met mijn vrouw, ook een keer of zeven gesprekken gevoerd met Annemiek. Ik vond het heel bijzonder dat mijn vrouw ook aandacht kreeg, dat had ik niet verwacht. Vaak is er alleen aandacht voor de dader. Die gesprekken waren soms bij Novadic-Kentron, soms bij ons thuis. We zijn nu samen in therapie, en dat bevalt goed. Ik heb er weer volop vertrouwen in dat we samen op een goede manier verder kunnen.”

* Harrie is een gefingeerde naam

Het ontrafelen van angst en verslaving

“Naar een getraumatiseerde verslaafde wordt anders gekeken dan naar een getraumatiseerde vluchteling”

 Verslaving en angst komen vaak samen voor, bij klinische cliënten zelfs rond de 50%, blijkt uit onderzoek. Maar vaak vormen angst en verslaving een ingewikkelde knoop. Genotmiddelen kunnen angst veroorzaken, verergeren, in stand houden, maar ook dempen. Je kunt dus angstig worden door genotmiddelen, maar ook middelen gaan gebruiken omdat je angstig bent. En als je stopt met gebruik, wordt het vaak eerst erger voor het beter wordt. Een kwestie van goed kijken, goed onderzoeken en zorgvuldig behandelen dus. Klinisch psycholoog Valentijn Jiskoot: “Een goede diagnose stel je niet in één keer.”

Volgens de richtlijn van Resultaten scoren komt “alles met alles” voor, dus alle soorten angststoornissen (zoals paniekstoornis, sociale fobie, obsessief-compulsieve stoornis, gegeneraliseerde angststoornis en posttraumatische stressstoornis) met alle soorten middelen (alcohol, benzodiazepines, cannabis, enzovoorts). Afhankelijk van de ernst van de angststoornis en het middelengebruik, kunnen deze cliënten ook behandeld worden binnen de reguliere ggz.

Mishandeling en misbruik

Valentijn: “In de teams binnen Novadic-Kentron waar ik werkzaam ben, zie ik vooral cliënten met PTSS. Mijn inschatting is dat tot wel een op de drie cliënten bij NK PTSS-klachten heeft. Veel cliënten hebben verschrikkelijke dingen meegemaakt in hun jeugd, zoals mishandeling of misbruik. Om die angst te dempen, worden dan nogal eens middelen gebruikt, zoals alcohol of cannabis. Maar door hun verslaving kunnen cliënten ook weer in risicovolle situaties terecht komen. En door het middelengebruik zijn ze bovendien minder weerbaar voor misbruik.”

Argwaan of mededogen

Valentijn kan het middelengebruik in zekere zin ook wel begrijpen: “Als je cliënten met een zwaar trauma behandelt, raakt je dat als behandelaar ook. Ik snap soms wel waarom cliënten vluchten in de roes van een genotmiddel, al lost dat uiteindelijk de problemen natuurlijk niet op, maar creëert het weer een heleboel nieuwe problemen. Maar je merkt in de maatschappij wel een groot verschil in de manier waarop mensen kijken naar verslaafden met PTSS, of naar vluchtelingen met PTSS. Voor die laatste groep is veel meer mededogen. Naar een verslaafde wordt toch vaak met argwaan gekeken: ‘die zal het er ook zelf wel naar gemaakt hebben’. Terwijl de trauma’s van iemand met een verslaving net zo heftig en verschrikkelijk zijn.”

Nare ervaringen

Probleem met middelengebruik en angst is dat het middelengebruik ook de oorzaak kan zijn van angst. Heel veel genotmiddelen, zoals cocaïne, speed, ketamine, cannabis maar ook alcohol, kunnen op korte of langere termijn angst veroorzaken, of andere effecten hebben zoals wanen of psychoses die angst met zich meebrengen. Bovendien kan stoppen met middelen ook weer veel angst veroorzaken, als ontwenningsverschijnsel, maar ook omdat de demping wegvalt.

Valentijn: “Je moet dus zorgvuldig zijn met het stellen van een diagnose. Je moet als behandelaar niet alleen kijken wat de klachten zijn bij de intake, maar ook vlak na en een tijdje na de detox, als de invloed van die middelen geen factor meer is. Bij de intake is het belangrijk te vragen of iemand nare ervaringen heeft gehad. En wat de functie is voor het middelengebruik. Als er sprake is van een trauma, én de persoon geeft zelf aan dat hij of zij gebruikt om minder angstig en onrustig te zijn, dan zijn dat signalen dat er sprake kan zijn van angst, en specifiek PTSS.”

EMDR

Als er een angststoornis is die al bestond voor het middelengebruik én die ook nog blijft bestaan na de detox, is een goede behandeling essentieel om terugval te voorkomen. Valentijn: “Idealiter begin je direct na de detox met de behandeling van de angst, omdat de demping dan is weggevallen. Als iemand nog maanden moet wachten, kan dat erg zwaar zijn. In een aantal gevallen doet NK de traumabehandeling zelf, maar bij zeer complex trauma waarvoor langdurige traumabehandeling nodig is, moet er een duaal traject worden opgestart, waarbij de ggz de angst behandelt en wij de verslaving. De afstemming hiervan kan nog wel beter. Nu is het gelukkig wel zo dat ook binnen NK veel expertise is om trauma te behandelen, met name met EMDR.”

Nieuw zelfvertrouwen

EMDR is een heftige methode om trauma te behandelen (zie ook het artikel eerder in onze nieuwsbrief) maar gelukkig wel heel effectief. Valentijn: “Cliënten zien er vaak wel tegenop en dat is logisch. Je vraagt hen om de angstige beelden niet te vermijden, maar juist op te zoeken. En dat is heel heftig. Maar als ze merken dat deze aanpak helpt, is dat ook een hele positieve ervaring. Niet alleen omdat ze dan hun angsten en trauma’s hebben overwonnen, maar ook omdat ze het toch maar gedaan hebben en het hen gelukt is. Dat geeft veel zelfvertrouwen! Dat kunnen cliënten wel gebruiken, want door hun verslaving en reacties van de omgeving daarop – dat ze niks waard zijn, dat ze het er zelf naar hebben gemaakt – hebben ze vaak een heel laag zelfbeeld. Nu lukt iets wel, en daardoor willen en kunnen ze ook het middelengebruik aanpakken. Angst en verslaving is vaak een complexe combinatie, maar er zijn veel mogelijkheden om dit te ontrafelen én effectief aan te pakken. En dan kunnen mensen een stuk lichter door het leven!”

Vooroordelen over werken in de verslavingszorg

“Als je over je cliënt klaagt dat hij niet luistert, betekent dat meestal dat jij niet luistert!”

“Oh, werk jij in de verslavingszorg? Wat heftig zeg! Eenmaal verslaafd is toch altijd verslaafd? Verslaafden vallen toch altijd terug, dan heb je nooit eer van je werk!” Dit zou zomaar iets kunnen zijn dat een behandelaar van NK hoort in zijn of haar omgeving. Er is nog enorm veel onbekendheid over verslaving en verslavingszorg, en daarmee ook heel wat vooroordelen. Vooroordelen die Maaike van Irsel en Paul Robben, allebei al vele jaren werkzaam bij NK, zelf ook hadden voor ze bij NK gingen werken! Van hun keuze hebben ze nooit spijt gehad, maar ze zien het onbegrip nog vaak om zich heen. Welke vooroordelen herkent u bij uzelf?

Paul Robben, gepensioneerd psychotherapeut maar nog altijd werkzaam als opleider en supervisor: “Toen ik eind jaren zeventig student psychologie was, had ik vooral het idee dat verslaafden onbetrouwbaar waren. Ik dacht toen: ik wil in elk geval níet gaan werken in de verslavingszorg. Maar in die tijd lagen de banen niet voor het oprapen en uiteindelijk kon ik als behandelaar gaan werken binnen de verslavingszorg. Ik was niet erg enthousiast, maar ik dacht: die baan is nog altijd beter dan geen baan, en als ik met deze doelgroep kan werken, kan ik met iedereen werken.”

Ook Maaike van Irsel, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog, kwam in de verslavingszorg terecht omdat na haar afstuderen vijftien jaar geleden weinig banen te vinden waren: “Werken in de verslavingszorg stond niet in mijn top drie. Ik had dezelfde ideeën als mensen om me heen: het behandelen van verslaafden is zelden succesvol.”

Je moet kleiner denken, maar breder

Maar Maaike en Paul zijn niet alleen gebleven, maar zijn ook heel enthousiast geworden over hun werk. Maaike: “Ja, dat het heftig is, dat klopt meestal wel. Ik werk met een complexe doelgroep. Naast de verslaving zijn er vrijwel altijd ook psychische problemen. Een complexe combinatie waarvan het lastig is volledig te herstellen. Maar behandeling is niet alleen succesvol als iemand helemaal stopt met gebruiken en weer 100% meedoet in de maatschappij. Als je hier wilt werken, moet je kleiner denken, maar tegelijk ook breder. Misschien is stoppen niet haalbaar, maar minderen wel. En het gaat niet alleen om het gebruik, maar vooral om het verbeteren van de levenskwaliteit. Bijvoorbeeld weer contact met je familie hebben, vrijwilligerswerk kunnen doen… Je moet een optimale balans vinden tussen je mogelijkheden en je beperkingen. En dan kun je heel veel bereiken op het gebied van herstel.”

Je kunt altijd iets voor iemand betekenen

Paul: “Je kunt altijd iets voor iemand betekenen, hoe ernstig de verslaving en hoe complex de problemen ook zijn. Ik hoor onervaren behandelaars weleens zeggen: ‘de cliënt wil niet luisteren, hij is niet gemotiveerd.’ Maar dat betekent negen van de tien keer dat jij als behandelaar niet luistert. Als jij vindt dat een cliënt abstinent moet worden, en de cliënt wil dat niet of is daar nog niet aan toe, dan luister jij niet goed naar wat die cliënt wil, en waarom. De doelen van je cliënt staan centraal: jij dicteert niet, maar coacht en ondersteunt.”

Een gemarmerde cake

Beide behandelaars geven aan dat er vaak sprake is van verslaving én psychische problemen. Dat maakt het werk heel boeiend. Paul: “Je moet goed kijken om erachter te komen hoe alles met elkaar samenhangt. Vaker wel dan niet is er ook sprake van andere psychische of cognitieve problemen: angst- of stemmingsstoornissen, een verstandelijke beperking, borderline, ADHD, autisme… Hoe ernstiger de problemen, hoe moeilijker ze van elkaar te scheiden zijn. Vergelijk het met een gemarmerde cake. Je kunt de delen met chocola nog wel scheiden van de delen zonder. Maar de suiker, het meel, de melk? Dat kun je niet meer los zien van elkaar als het beslag eenmaal gemixt en gebakken is.”

Vicieuze cirkel

Maaike: “Het idee dat je psychische problemen en verslavingsproblemen los kunt zien én behandelen, is erg hardnekkig. Ook binnen de reguliere ggz hoor ik regelmatig dat je eerst de verslaving moet aanpakken voor je aan de psychische problemen kunt werken. Maar de problemen zijn volledig met elkaar verweven en vormen een vicieuze cirkel: ze houden elkaar in stand en verergeren elkaar. Je kunt dus het beste geïntegreerd behandelen, en daarin als ketenpartners gezamenlijk optrekken.”

Stereotiep

De behandelaars zien bovendien dat de omgeving vaak een stereotiep beeld heeft van verslaving. Paul: “Het woord ‘verslaving’ suggereert een eenheid, een helderheid die er niet is. Het is een continuüm. Mensen zien meestal alleen wat de media hen laten zien, en dat zijn de extremen. Maar de meeste cliënten zou je in de wachtkamer echt niet herkennen als verslaafd. En dan nog, ook voor de meer ‘extreme’ situaties geldt dat er altijd een persoonlijk verhaal achter zit. Verslaving is overal, maar mensen willen het niet zien.”

Angst en onrust dempen

Maaike: “Veel mensen koppelen de ernst van de verslaving aan de mate van gebruik. Maar iemand die twee flesjes bier per dag drinkt omdat ze anders niet kan slapen, heeft net zo goed een probleem als iemand die drie kratten bier per dag gebruikt. Als jij drinkt of blowt of drugs gebruikt om je angsten of onrust te dempen, en zonder middelen niet kan functioneren, dan ben je net zo goed afhankelijk. Als behandelaar is het belangrijk dat je je cliënt helpt om erachter te komen wat de functie van het gebruik is, en het onderliggende probleem op te lossen.”

Niet lullen maar poetsen

De doelgerichte aanpak spreekt zowel Maaike als Paul erg aan. Maaike: “Bij NK werken veel echte aanpakkers. Niet lullen maar poetsen. Er heerst een no-nonsense-cultuur. Cliënten waarderen die rechttoe-rechtaan-aanpak. We nemen ook zo min mogelijk van hen over, maar helpen hen om de regie over hun eigen leven terug te pakken.”

Verkeerde houding

Paul: “De houding: ‘ik moet wat doen voor mijn cliënten’, die werkt niet. Er wordt vaak gezegd van cliënten in de verslavingszorg dat ze niet gemotiveerd zijn. Ze zijn wel gemotiveerd, maar vaak is die motivatie nog onduidelijk. Ze willen van hun verslaving af. Oké, maar willen ze dat écht ook zelf, of zitten ze daar vooral omdat hun huisarts of hun partner daarop aandrong? Je moet luisteren en vragen stellen, erachter komen wat hen écht motiveert, wat ze zelf willen bereiken. Jouw vragen zijn dan: ‘Hoe wil je dat aanpakken?’ en ‘Hoe kan ik je daarbij helpen?’”

Vernieuwingsdrang

Hoe je daarbij efficiënt kunt zijn, echt een bijdrage kunt leveren, daarin zijn binnen de verslavingszorg enorme stappen gezet. Maaike: “In de vijftien jaar dat ik hier werk, heb ik heel veel mogelijkheden gehad om mezelf én het vakgebied te ontwikkelen. Ik kon me scholen tot cognitief gedragstherapeut, toen tot GZ-psycholoog en nu tot klinisch psycholoog. Ook kon ik me richten op het implementeren van nieuwe ontwikkelingen. Binnen de verslavingszorg geldt een voortdurende vernieuwingsdrang. Hoe kunnen we de zorg nog beter aansluiten op de behoeften van de burgers?”

Pionierswerk

Paul: “Toen ik eind jaren zeventig begon, was er nog niets aan kaders, bewezen behandelmethoden of richtlijnen. Daar is heel veel in veranderd en naarmate het vakgebied zich ontwikkelde, ontwikkelde ik mezelf ook, bijvoorbeeld binnen de gedragstherapie en de motiverende gespreksvoering. Je hebt hier veel ruimte voor ontwikkeling. Je kunt nog veel pionierswerk verrichten. We weten al veel meer over verslaving dan een paar decennia terug, maar je bent hier voorlopig nog niet uitgedacht.”