Terugblik Kwaliteit en onderzoek eerste kwartaal 2018
24 april 2018Als toonaangevend expert op het gebied van riskante leefstijl en verslaving, heeft NK veel aandacht voor het ontwikkelen en vergroten van kennis en het verbeteren van de kwaliteit van onze zorg. Ook in het eerste kwartaal van 2018 vonden belangrijke ontwikkelingen plaats op dit gebied, zoals het rioolwateronderzoek. Deze en andere ontwikkelingen vindt u in dit overzicht.
Kwaliteitsstatuut NK hernieuwd
Zorgaanbieders, belangenbehartigers van cliënten, beroepsgroepen in de GGZ en zorgverzekeraars hebben in 2016 een model kwaliteitsstatuut GGZ opgesteld. Dit beschrijft wat zorgaanbieders moeten regelen op het gebied van kwaliteit en verantwoording om binnen de Zorgverzekeringswet curatieve geestelijke gezondheidszorg te mogen verlenen. Het statuut bepaalt onder andere welke beroepsgroepen in verschillende onderdelen van de GGZ als regiebehandelaar op mogen treden. Vanaf 1 januari 2017 zijn alle aanbieders van GGZ in de Zorgverzekeringswet verplicht om een kwaliteitsstatuut te hebben. Per 1 januari 2018 is het kwaliteitsstatuut GGZ geactualiseerd, vooral met betrekking tot de evaluatiesystematiek en de eisen rondom het multidisciplinair overleg.
Het kwaliteitsstatuut borgt dat de zorgaanbieder de juiste hulp levert, op de juiste plaats en door de juiste zorgprofessional, binnen een professioneel kader. De zorgaanbieder bevordert daarmee gepaste zorg, waarin de ‘patient journey’ centraal staat.
Resultaten rioolwateronderzoek 2017
Ieder jaar brengt de EMCDDA (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction) een rapport over het drugsgebruik (of productie) in Europese steden. Deze week is de ‘wastewater analysis 2017’ verschenen. NK-medewerker Peter Greeven was hierbij betrokken als lid van de Nationale Drug Monitor Raad (NDM).
De analyse van rioolwater afkomstig uit een bepaalde stad, is een nieuwe methode om een inschatting te maken van drugsgebruik (en productie). Het is een zich ontwikkelend onderzoeksgebied waarbij wetenschappers vanuit verschillende disciplines betrokken zijn. Rioolwateronderzoek kan een aanvulling zijn op bestaande onderzoeken; de vraag blijft echter of het een goede graadmeter is voor het drugsgebruik van de Nederlander uit een onderzochte stad, omdat ook veel lozingen voor drugsproductie worden gedaan op het riool.
In ieder geval blijkt over 2017 dat Amsterdam bovenaan staat (in Europa) als het gaat om MDMA, Eindhoven eindigt hoog als het gaat om amfetamine (maar staat op gelijke hoogte met enkele andere steden in EU-verband). Verder opvallend is dat methamfetamine in Amsterdam relatief hoog scoort.
Echter, bij geen van deze metingen kan opgemaakt worden of het gaat om lozingen van productielocaties of om humane consumptie. Het ligt voor de hand dat het in Amsterdam (MDMA) eerder gaat om gebruik (uitgaanspubliek van houseparty’s bijvoorbeeld) en in Eindhoven meer om dumpingen, maar we weten het niet zeker. Dit geeft ook de beperkingen aan van het onderzoek met rioolwater.
Bekijk hier aanvullende informatie over het onderzoek in de drie Nederlandse steden die hebben meegewerkt aan de analyses.
Multidisciplinaire richtlijn drugs
In maart is de Multidisciplinaire richtlijn “Stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne, amfetamine, ecstasy, GHB en benzodiazepines” (kortweg MDR Drugs) officieel verschenen. Deze is onlangs geautoriseerd en te raadplegen via de website GGZ Standaarden.
Aan deze richtlijn hebben vanuit Novadic-Kentron diverse (oud-)medewerkers een bijdrage geleverd: Peter Greeven, Maaike Habra en Piet Visser (oktober 2015 overleden).
Aanbevelingen MDR Drugs
De aanbevelingen zijn gebaseerd op zowel wetenschappelijke evidentie, professionele kennis, ervaringskennis als, waar van toepassing, ‘overige overwegingen’ (bijvoorbeeld klinische relevantie, kosten, of beschikbaarheid van een behandeling) en zijn het resultaat van de integratie van deze informatiebronnen. Het bijzondere van deze MDR is dat deze is gebaseerd op de uitgangspunten van herstel. Het gaat daarbij om het leren leven met een stoornis en de beperkingen die daaruit voortvloeien.
Algemene aanbevelingen:
- Het verdient aanbeveling om op middelengebruik gericht contingentiemanagement breed in de specialistische GGZ (verslavingszorg) in Nederland te implementeren.
- Het verdient aanbeveling om, waar mogelijk, het systeem rond de cliënt te betrekken bij de behandeling.
- Het verdient aanbeveling om in de behandeling expliciet aandacht te besteden aan de therapeutische relatie en de keuze en wensen van de cliënt.
- Het verdient aanbeveling om cliënten tijdens hun behandeling te informeren over aanvullende zelfhulpmogelijkheden, waaronder zelfhulpgroepen.
- Aanbevolen wordt om in de behandeling – naast psychiatrische comorbiditeit – ook aandacht te hebben voor behandeldoelen die niet (noodzakelijk) op abstinentie gericht zijn, en voor herstelondersteunende zorg op andere domeinen, waaronder de sociale inbedding, huisvesting en financiële situatie van de cliënt.
- Er is geen (overtuigende) evidentie voor een farmacologische behandeling van een stoornis in het gebruik van cannabis, cocaïne, amfetamine, xtc en GHB – behoudens geleidelijke dosisverlaging benzodiazepines – en er kan daarom geen (sec evidence based) farmacologische behandeling voor deze stoornissen aanbevolen worden. Wanneer besloten wordt om farmacotherapie aan te bieden voor de behandeling van een stoornis in het gebruik van deze drugs, dient de arts de cliënt duidelijk te informeren dat het om een ‘off label’ voorgeschreven medicijn gaat en dient de cliënt daar toestemming (‘informed consent’) voor te geven. Het verdient aanbeveling dit zorgvuldig te legitimeren en documenteren en de voortgang van de behandeling, waaronder bijwerkingen, regelmatig te monitoren.
Bekijk hier de volledige MDR Drugs, of de samenvatting van de belangrijkste aanbevelingen.
Symposium Zorgstandaarden Verslavingszorg
Begin april werden de zorgstandaarden verslaving gepresenteerd op een symposium georganiseerd door het Nederlands Instituut voor Psychologen, Resultaten Scoren en het IVO in Utrecht. Peter Greeven verzorgde als voorzitter een deel van dit symposium. Dr. Arnt Schellekens (psychiater en wetenschappelijk directeur van het NISPA) vertelde over hoe nieuwe wetenschappelijke en neurobiologische inzichten steeds meer vragen om ‘persoonlijk maatwerk’ voor de cliënt. Met biomarkers kan men nagaan of bepaalde medicatie voor een bepaalde cliënt zal werken of niet.
In het middagdeel werden de zorgstandaarden voor de verslavingszorg gepresenteerd. Aansluitend waren er workshops over de zorgstandaarden, herstelondersteunende zorg en de nieuwe richtlijn MDR niet-opioïde drugs. Met deze bijeenkomst zijn de zorgstandaarden verslaving nu officieel gepresenteerd. Voor meer informatie over de zorgstandaarden, kijk op de website GGZ Standaarden.
Bekijk hier een kort filmpje waarin Peter Greeven en Jo Swinkels (Cliëntenraad) de zorgstandaarden toelichten.