“Soms vreselijk irritant maar ontzettend leuk”: werken met jongeren in de verslavingszorg

Ja, Denise Valk, teamleider jeugd, snapt heel goed dat ouders er soms helemaal klaar mee zijn, maar een behandeling voor verslaving is geen wondermiddel: “Het gebeurt dat ouders hun kind bijna letterlijk afzetten op de stoep met als boodschap: ‘Hier, neem hem maar op en stuur hem maar terug als-ie weer normaal doet.’ Zo’n uitspraak komt voort uit wanhoop en frustratie, de verhoudingen thuis zijn vaak volledig verstoord door de problemen van hun kind. De ouders zien de behandeling dan als de plek waar ál die problemen worden opgelost: je stopt het kind er aan de ene kant in, en het komt er gelukkig en gezond aan de andere kant weer uit. Maar zo werkt het niet: de problemen kunnen nooit los gezien worden van de omgeving. Ouders spelen een rol bij zowel het ontstaan van de problemen als het herstel ervan.” Wat die rol is, daar verschillen de ouders én het kind vaak van mening over…

Als medewerkers van het jeugdteam gaan uitvragen wat de problemen precies zijn, focussen de ouders meestal volledig op de problemen van hun kind. Denise: “Ze zien daarbij hun eigen rol over het hoofd. Ouders geven hun kind bijvoorbeeld wel geld om te kunnen gebruiken. Ze zeggen dan dat hun kind manipuleert en dreigt, maar juist dan is het cruciaal dat ouders leren op om een andere manier met hun kind om te gaan. Want zo houden ze het gedrag en gebruik in stand. Daarnaast staat het gebruik nooit op zichzelf: het is bijna altijd een uitingsvorm van een onderliggend probleem. Het gebruik heeft een functie, en het is belangrijk om samen met de jongere die functie helder te krijgen, zodat niet alleen het gevolg – het gebruik – maar ook de oorzaak kan worden aangepakt.”

De waarheid is niet belangrijk

Het standaard beeld is dat de jongere ooit begon met experimenteren, waarna het gebruik, gokken of gamen geleidelijk uit de hand liep. Denise: “Maar in negen van de tien gevallen zit er iets anders onder. Als je dan doorvraagt, hoor je bijvoorbeeld dat het gebruik pas echt fors werd na een scheiding of het overlijden of wegvallen van een van de ouders. Soms wordt pas duidelijk welke mechanismen een rol hebben gespeeld nádat gestart is met de behandeling. Als de jongere het gebruik afbouwt, komen vaak allerlei gevoelens en gedachten boven die waren gedempt door het gebruik. Dat kan om misbruik en mishandeling gaan, maar ook om minder extreme situaties. Een kind kan bijvoorbeeld het gevoel hebben dat hij of zij verwaarloosd werd, en dat zusjes en broertjes altijd werden voorgetrokken, waardoor er geen zelfvertrouwen is. Dat hoeft helemaal niet overeen te komen met het beeld dat de ouders hebben, maar wat nu precies de objectieve ‘waarheid’ is, is helemaal niet belangrijk: de jongere beleeft dit zo, dus hoe kunnen de ouders ervoor zorgen dat de jongere het gevoel heeft dat hij of zij gezien wordt, ertoe doet? Het delen van belevingen en emoties is een eerste stap om de jongere en de ouders dichter tot elkaar te brengen en patronen te doorbreken.”

Focus op wat wél goed gaat

De behandeling vraagt van ouders vaak dat ze hun kind vanuit een ander perspectief gaan bekijken. Denise: “Het gaat dan niet om schuld, maar om: ‘Hoe kan ik mijn kind ondersteunen bij het herstel?’ Dat betekent anders communiceren, maar ook meer focus leggen op wat wél goed gaat. Ouders kijken vaak alleen maar naar de problemen, terwijl er vaak ook nog gezonde stukken zijn. Een kind gaat bijvoorbeeld nog wel naar school, heeft vrienden, komt nog thuis eten. De jongere heeft al zo vaak gehoord wat hij of zij niet goed heeft gedaan, dat dit het gevoel kan versterken dat hij of zij niet goed genoeg is. Maar ook ontwikkelt de jongere hiermee een mechanisme dat vooral negatief gedrag wordt vertoond, want daaruit komt een reactie die voor de jongere bekend is. Dat dit vaak een negatieve reactie is, versterkt het negatieve gevoel weer. De kunst is om te focussen op wat de jongere wel kan, dit uit te vergroten en dit in te zetten als positieve vervangers voor gebruik. Begrenzing wanneer de jongere echt buiten het boekje gaat, is ook van belang. Duidelijke, voorspelbare kaders, zodat de jongere helder heeft wat de gevolgen zijn, zowel positief als negatief, van het gedrag. En vooral ook de jongere laten voelen dat je het samen doet en dat hij of zij mag leren. Dat zijn essentiële elementen om de jongere zich gesterkt te laten voelen.”

Praktische hulp thuis

Bij de behandeling wordt daarnaast gewerkt aan de verslaving, maar ook aan de onderliggende factoren. Denise: “Naast trauma’s zien we vaak psychiatrische problemen, zoals een angststoornis, ADHD of autisme. De behandeling is meestal poliklinisch – waarbij de jongere en de ouders voor afspraken naar een NK-locatie komen – maar als de jongere het thuis niet meer redt, kunnen we overgaan tot opname. En in 2021 hopen we te kunnen starten met een nieuw product: ambulante begeleiding. Daarbij bieden we laagdrempelige, intensieve hulp in de eigen omgeving van de jongere, waarbij we eerst kijken naar praktische problemen waar de jongere tegenaan loopt. Zijn er bijvoorbeeld problemen met school, is de jongere al lang niet meer naar de tandarts geweest, moet er iets geregeld worden met de gemeente…”

Aanleiding voor dit nieuwe product is de constatering dat de stap tussen het eerste contact en de behandeling soms te groot is. Denise: “Onze afdeling Preventie benadert bijvoorbeeld een jongere op een hangplek en weet de jongere te motiveren om hulp aan te nemen bij het aanpakken van probleemgebieden. Maar vaak komt zo’n jongere vervolgens niet meer opdagen. Door hem of haar thuis of in de wijk te bezoeken en eerst in te steken op praktische problemen waar de jongere op dát moment het meest last van heeft, bouw je een vertrouwensband op en kun je langzaam toewerken naar een behandeling die dieper ingaat op het gebruik en de psychische problemen die hieraan bijdragen. We willen hiermee starten in de regio Eindhoven en dit aanbod vervolgens ook in andere regio’s gaan aanbieden.”

“Corona is toch gewoon een griepje…”

Het team blijft gericht op de toekomst en het continu verbeteren van het aanbod, maar heeft op dit moment ook de handen vol aan het heden, want de coronacrisis heeft een grote impact op alle behandelingen bij NK. Denise: “Ja, het zijn bijzondere tijden… Voor onze jongeren in de kliniek betekent dit dat ze veel minder vrijheden hebben: ze mogen niet op verlof, er mag nauwelijks bezoek komen en ze mogen zelfs niet in hun eentje boodschappen doen. Omdat veel jongeren het gevaar van corona sowieso wegwuiven als ‘gewoon een griepje waar alleen oude mensen ziek van worden’, zijn er daardoor ook een aantal jongeren die de kliniek verlaten hebben. Hun insteek: ‘We mogen niks, ik ga me hier niet laten opsluiten.’ Dat is jammer, want hun problemen zijn natuurlijk niet verdwenen, dus de vraag is wat dit betekent voor hun herstel.”

“Voor andere cliënten zetten we de afspraken op locatie zo veel mogelijk om in afspraken via de telefoon of beeldbellen. Technisch gezien is dat vaak geen enkel probleem: jongeren hebben meestal de nieuwste telefoons, zijn goed bereikbaar en kunnen prima omgaan met alle toepassingen. Maar ze nemen de telefonische of video-afspraken toch vaak minder serieus. Ze kunnen zich moeilijk focussen, het gesprek mag vooral niet te lang duren en via beeldbellen zien we soms ook dat ze bijvoorbeeld nog gewoon in bed liggen. De jongere kan zich veel makkelijker onttrekken aan de zorg en voor ons is het ook lastiger om via beeldbellen te zien wat er nu écht aan de hand is. Voor jongeren is het moeilijk om de impact op lange termijn te zien, dat geldt voor corona maar ook voor hun eigen problemen. Dat maakt het nu wel extra ingewikkeld om hen betrokken te houden bij hun eigen behandeling.”

Straatratjes

De typische kenmerken van deze doelgroep maken het werk – zeker nu – soms uitdagend, maar voor Denise toch ook vooral heel leuk: “Ik heb het liefst de ongeleide projectielen, de straatratjes die binnen komen met een stevig imago. Ze zijn wild, naïef, dynamisch, soms vreselijk irritant, maar gebruiken ook veel humor en ze hebben ondanks alle ellende in hun leven veel toekomstperspectief, al zien ze dat zelf misschien niet. Ze zijn zelden tot nooit vanuit zichzelf gemotiveerd en door alle veranderingen in hun hormoonhuishouding is het niet de makkelijkste doelgroep. Dat vraagt veel van je als behandelaar: je moet echt creatief zijn, out-of-the-box willen denken, buiten de gebaande paden willen treden. Maar de band die je opbouwt, de rol die je in mag nemen in het veranderproces van de jongere in zijn leven, dat is heel waardevol. Het vertrouwen dat de jongere in je heeft en de zoektocht, de struggle en alle positieve veranderingen die de jongere hiermee opdoet, zijn voor mij de motivatie om samen met het team te zoeken naar de best passende zorg en hoe wij hierop aan kunnen sluiten. Het is en blijft een fantastische doelgroep om mee te werken.”

[Het meisje op de foto is geen cliënt]