Veilig gebruik bestaat niet: 5 misverstanden over xtc

Veel jongeren krijgen een kick van xtc en delen dan ook deze positieve ervaringen. Toch wordt er nog steeds te lichtzinnig gedacht over de risico’s van xtc. Er zijn mensen al overleden na het gebruik van een halve pil. De misverstanden op een rijtje.

In de afgelopen weken zijn we opgeschrikt door het overlijden van jonge mensen na het gebruik van xtc. Soms omdat ze het ‘gewoon een keertje wilden proberen’. Er zijn experts die vinden dat de risico’s van xtc worden overdreven. Of dat het gelegaliseerd zou moeten worden. Los van de zin of onzin hiervan, merken wij dat dit soort berichtgeving de drempel om te gebruiken verlaagt.

Preventiewerkers voor verslavingszorginstelling Novadic-Kentron zijn in heel Noord-Brabant actief. Het klopt dat zij relatief weinig jongeren tegenkomen die verslaafd raken aan xtc. Het is helaas ook zo dat verschillende preventiewerkers in de afgelopen jaren contact hebben gehad met familieleden van jonge gezonde mensen die overleden zijn na het gebruik van xtc. We hebben dit vaker meegemaakt na het gebruik van xtc dan na het gebruik van welk ander middel dan ook. Waarschijnlijk omdat preventiewerkers zich vooral richten op jonge mensen.

We merken dat er veel misverstanden bestaan over xtc. Laten we ze onder de loep nemen.

Misverstand 1: het gebruik van xtc is veilig als er alleen mdma in zit.

Van één zuivere xtc-pil, dus een pil met alleen mdma [de werkzame grondstof voor xtc, red.], kun je overlijden. Er zijn mensen al overleden na het gebruik van een halve pil. We weten nog steeds niet goed waarom dit bij de een wel gebeurt en bij de ander niet. Zo is het onbekend waarom de ene persoon oververhitting krijgt bij een relatief lage dosering en andere gebruikers niet. Voor xtc bestaat daarom geen veilige dosis. Het risico neemt toe naarmate er meer mdma in een pil zit. Hoog gedoseerde ecstasytabletten verhogen het risico op acuut toxische effecten, zoals hyperthermie (oververhitting) en hypertensie (hoge bloeddruk). Ook bestaat het risico op watervergiftiging. Dit komt minder vaak voor dan oververhitting of een hartaandoening.

Naar schatting heeft een op de 250 gebruikers medische hulpverlening nodig na het gebruik van xtc. In uitzonderlijke gevallen komt iemand te overlijden.

Misverstand 2: het gebruik van xtc is veilig als de pil is getest.

Van de buitenkant kun je niet zien wat er in een pil zit. En ook pillen die op elkaar lijken kunnen een andere inhoud hebben. Het is goed dat drugsconsumenten hun pil laten testen. Er bestaan stoffen die nog toxischer (giftiger) zijn dan mdma. Het is zinnig om uit te sluiten of deze stoffen er in zitten. Echter, veruit de meeste gezondheidsverstoringen zijn als gevolg van ‘zuivere’ xtc. Dus ook na het testen van de pil is er geen garantie op veilig gebruik en kan een overlijden plaatsvinden!

Misverstand 3: de risico’s van xtc vallen mee, want ze worden regelmatig vergeleken met die van alcohol.

Beide middelen kennen andere risico’s en het is eigenlijk appels met peren vergelijken. Soms merken we dat voor jongeren dit soort vergelijkingen drempelverlagend werken om een middel uit te proberen. Graag wijzen we op het xtc-webinar van het Trimbos waar Esther Croes, arts en -epidemioloog, kritisch is op de uitkomst van een onderzoek waarin de risico’s van verschillende drugs met elkaar worden vergeleken. https://www.trimbos.nl/kennis/drugs/xtc/ 

Misverstand 4: xtc leidt niet tot problemen met het geheugen.

Liesbeth Reneman, hoogleraar Translationele Neuroradiologie, doet onderzoek naar geheugenschade door xtc-gebruik. Volgens haar onderzoek valt de schade door xtc niet mee: ‘In al onze Amsterdam UMC-studies vinden we dat zowel zware gebruikers als gebruikers die net zijn begonnen, fors lager scoren op een geheugentaak. Dit verschil is vergelijkbaar met het verschil tussen mavo/mbo en havo/vwo. Onze beeldvormende onderzoeken suggereren dat een dosisafhankelijke afname in het aantal serotoninetransporters in de hersenen van xtc-gebruikers hieraan ten grondslag kan liggen. En hoewel die serotoninetransporters na het stoppen weer terug lijken te komen naar normale niveaus, gebeurt dat niet op de geheugentaak.’

Misverstand 5: de meeste mensen gebruiken xtc.

De meeste mensen gebruiken geen xtc. 91 procent van de volwassen bevolking heeft nog nooit xtc gebruikt. Uit recent onderzoek in Oost-Brabant blijkt dat 71 procent van de twintigers dit nog nooit heeft gedaan. Het aantal scholieren van 12 tot en met 16 jaar dat ooit xtc heeft gebruikt, ligt al jaren rond de 2 procent. Jongeren die denken dat ‘iedereen’ xtc gebruikt, zijn eerder geneigd om het zelf ook eens uit te proberen. Ook blijkt dat sommige jongeren zich bewust worden van hun eigen risicogedrag wanneer zij constateren dat de meeste jongeren niet gebruiken. Daarom is het van belang om niet te doen alsof iedereen drugs gebruikt. Hier ligt een belangrijke opdracht voor iedereen die met jeugd te maken heeft!

Tot slot: wij begrijpen dat veel jongeren ook positieve ervaringen hebben met xtc-gebruik. En dat juist deze positieve ervaringen met elkaar worden gedeeld. Dit kan er voor zorgen dat er te lichtzinnig wordt gedacht over de risico’s van xtc. Besef dat het gebruik van drugs altijd risico’s met zich meebrengt!

Alex van Dongen en Mathijs de Croon zijn preventiewerkers in respectievelijk West- en Oost-Brabant bij Novadic-Kentron, instelling voor verslavingszorg.

Verslavingsbegeleiding op Wlz-locaties

Novadic-Kentron start in 2023 met het bieden van verslavingsbegeleiding op Wlz-locaties*. Een prachtige innovatie waar veel professionals op zitten te wachten en die veel cliënten helpt naar een fijner bestaan.

Waarom deze innovatie?
Middelengebruik onder bewoners van Wlz-instellingen is een groot probleem. Uit de praktijk blijkt dat Wlz-instellingen hun kennis over de juiste aanpak bij middelengebruik overschatten en dat ze vaak werken vanuit de gedachte dat het middelengebruik moet worden beperkt of uitgebannen. Om dit te bereiken hanteert men aan de voordeur exclusiecriteria op middelengebruik. Daarnaast gelden op de Wlz-instelling strikte regels, gericht op handhaven en sanctioneren.

Het gevolg is dat de bewoner met middelengebruik vaak te horen krijgt dat hij niet op de juiste plek zit en (weer) moet verhuizen. Een dergelijke verhuizing of gedwongen overplaatsing leidt vaak tot meer middelengebruik, toename van wantrouwen naar begeleiding en een neerwaartse spiraal met als meest negatief perspectief: dakloosheid.

Wat houdt Verslavingsbegeleiding op locatie in?
Onze overtuiging is dat een Wlz-bewoner met een verslaving die de juiste zorg en ondersteuning ontvangt in veel gevallen op de huidige woonplek kan blijven wonen. Met verslavingsbegeleiding op locatie kunnen we zorg rondom Wlz-bewoners organiseren, in plaats van omgekeerd. Het uitgangspunt daarbij is ‘de juiste zorg op de juiste plek’. In onze aanpak focussen we daarbij zowel op de bewoner als op de professional. Beide krijgen middels ons programma de tools, tips en handvatten die nodig zijn.

Meer informatie?
Wil je meer informatie? Bekijk onze factsheet of neem contact op met Ton van Pelt NK relatiemanager Wmo en Wlz via Ton.van.Pelt@novadic-kentron.nl

* Wlz: Wet langdurige zorg, voor mensen die langdurig 24u per dag zorg nodig hebben vanwege psychiatrische problemen, een (licht) verstandelijke beperking of omdat zij verpleging en verzorging nodig hebben.

Iedereen sterker aan het werk: meer aandacht voor bedrijfsgezondheid betekent minder druk op zorg

“Ik wil blijven werken tijdens de behandeling van mijn verslaving, kan dat?”

 

Jazeker kan dat! Sterker nog, werk speelt een belangrijke rol bij het herstel van verslaving en andere fysieke en mentale klachten. Toch gaan veel mensen – en ook nogal wat hulpverleners – er nog vaak van uit dat de aandacht volledig gericht moet worden op de behandeling en dat blijven werken het herstel in de weg staat. Terwijl werk een belangrijke bijdrage kan leveren en zelfs een voorwaarde kan zijn voor een voorspoedig en vooral duurzaam herstel.

Wanneer je continu bezig bent met je klachten en je behandeling, ben je alleen nog maar patiënt of cliënt. Daar gaan de meeste mensen zich niet beter door voelen. Blijven werken – zo nodig met aangepaste taken – biedt een welkome afleiding van je ellende en pijn, houdt sociale contacten in stand en zorgt voor structuur en een gevoel van zin en eigenwaarde. Als je het werk helemaal neerlegt, mis je die positieve prikkels. Sociale relaties verwateren en je loopbaan kan onder druk komen te staan. Ook wordt re-integratie veel lastiger en door de afstand tot het normale leven blijven stigma’s en taboes bestaan (“hij kan niet werken, hij heeft een bipolaire stoornis”).

Daarnaast speelt het werk vaak een rol bij het ontstaan of in stand houden van klachten. Neem je tijdens je ziekte en behandeling volledig afstand van je werk, dan kun je ook niet oefenen met de vaardigheden of nieuwe gewoontes die je tijdens je behandeling leert. Evenmin kun je aanpassingen doorvoeren in je taken of werkomstandigheden. Als je dan uiteindelijk weer gaat werken, is de kans op terugval veel groter. Herstel kan alleen maar duurzaam zijn als het op alle levensgebieden is gericht.

Bevorderlijk is wel dat werkgevers en organisaties zich inzetten voor een gezonde werkplek. Dat doe je niet door een angstcultuur in stand te houden waardoor werknemers te lang doorgaan en te vroeg re-integreren, óf zich juist vaker ziekmelden omdat ze het zien als de enige manier om aan een giftige werkomgeving te ontsnappen. Dan is niet de werknemer, maar de organisatie ziek. Alleen door samen te bekijken hoe het werk de mentale en fysieke gezondheid in stand kan houden en herstel kan bevorderen, zorgen werkgevers én werknemers voor een gezonde werkplek.

Essentieel bij gezondheid en herstel zijn eigen regie en zelfredzaamheid. De inbreng van werknemers levert een niet te onderschatten bijdrage aan oplossingen. Of het nu gaat om manieren om het werk slimmer, met meer plezier en mooiere resultaten te kunnen uitoefenen, of om inzicht in factoren die uitval voorkomen en herstel versnellen. De meeste oplossingen worden bedacht in een open gesprek tussen werknemers, collega’s, leidinggevende en ondersteuning, waarbij de arts bedrijfsgezondheid meedenkt en advies geeft. Als dit gesprek pas plaatsvindt bij (dreigende) uitval, is dat te laat. Veel gezondheidsklachten worden veroorzaakt of verergerd door onzekerheid, stress, het gevoel ergens niet op je plek te zitten, zingevingsvragen of zorgen in de privésituatie. Als dergelijke belastende factoren vroegtijdig worden besproken – uiteraard alleen als de werknemer deze gevoelige informatie zélf wil delen – kan er ook eerder naar passende oplossingen worden gezocht.

Werk is een belangrijk onderdeel van het leven en bedrijfsgezondheid heeft daarmee een grote impact op gezondheid en herstel. Als er waardering is voor de werknemer, als hij of zij eigen regie heeft en zelfredzaam is, de ruimte krijgt om te leren en zich te ontwikkelen én er regelmatig aandacht is voor het dagelijks welbevinden, dan zijn de belangrijkste randvoorwaarden voor een gezond werkklimaat ingevuld en worden veel klachten voorkomen. Gelukkig zien we dat werkgevers steeds meer aandacht hebben voor het welzijn en de vitaliteit van hun werknemers. Meer investeren in preventie is een hele positieve ontwikkeling.

Als de balans tussen draagkracht en draaglast zoek is, dan is het zeer wenselijk dat de werknemer bij leidinggevenden en deskundigen op het gebied van werkplezier en -gezondheid kan aankloppen. Juist op dat moment kan het verschil worden gemaakt. Niet door over te nemen, maar door aan te vullen en samen naar werkende oplossingen te zoeken. En ten slotte, als een werknemer toch uitvalt, is het cruciaal dat de vraag wordt gesteld: hoe kunnen we er samen voor zorgen dat het werk het herstel bevordert?

Door doorlopende aandacht voor sociale, materiële, mentale en fysieke problemen en oplossingen, het vergroten van eigen regie en focus op duurzaam herstel en niet alleen op re-integratie, houden we onze werknemers gezond en neemt de druk op de zorg en sociale voorzieningen af. Door tekorten op de arbeidsmarkt zijn werkgevers nu meer dan ooit gemotiveerd om werknemers gelukkig en gezond te houden. En ook werknemers zijn zich steeds bewuster van het belang van werk in relatie tot hun levensgeluk. Laten we dit momentum benutten en met werkgevers, werknemers en specialisten in bedrijfsgezondheid duurzame inzetbaarheid steviger op de kaart zetten. Het is de hoogste tijd dat we ten volle beseffen dat de gezondheid van het individu, de werkplek en zelfs van de maatschappij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

 

Walther Tibosch

Raad van Bestuur Novadic-Kentron

Lid Netwerkdirectie Zorg van de Zaak

Bemoeizorg opent deuren die voor anderen gesloten blijven: “De kunst is om niet meteen van alles te willen”

Soms brengen verslaving en psychische problemen mensen in een uitzichtloze situatie. Ze verwaarlozen zichzelf, zorgen voor overlast en raken in een sociaal isolement. Het zijn mensen die hulp nodig hebben, maar die hulp niet willen of durven te vragen en daardoor steeds verder afglijden. Het zijn mensen waar niemand meer raad mee weet. Behalve bemoeizorg. Simone Sengers en Jolanda van Hoof werken vanuit Novadic-Kentron bij team bemoeizorg in Tilburg. Zij geven ons vandaag een kijkje in hun bijzondere en uitdagende werk.

Er blijkt niet veel nodig om Jolanda en Simone aan het praten te krijgen. De liefde voor het werk en de doelgroep spat er vanaf zodra ze beginnen te vertellen. Jolanda: “Wij zien mensen op hun allerkwetsbaarst. Dat ze ons zo’n moment toelaten in hun leven, dat vind ik heel bijzonder.” Simone beaamt dat: “Sommige mensen zien het echt niet meer zitten en zeggen dat het voor hen niet meer zo nodig hoeft. Wanneer het dan tóch lukt om wat verlichting te brengen en je iemand beetje bij beetje op ziet knappen, maakt me dat blij en trots. Het zijn kleine dingen: dat bij een volgend bezoek de haren bijvoorbeeld netjes zijn gekamd, de kamer enigszins is opgeruimd of er zelfs koffie voor je klaarstaat. Kleine stapjes waaruit blijkt dat iemand zijn levensvreugde weer een beetje terugkrijgt. Daar doe je het voor.”

“Het zijn kleine stapjes waaruit blijkt dat iemand zijn levensvreugde
weer een beetje terugkrijgt. Daar doe je het voor.”

Eén van de cliënten die Jolanda altijd bij zal blijven, was een bewoner van camping Fort Oranje. Jolanda: “Deze meneer was zwaar verslaafd aan alcohol en woonde in een ernstig vervuilde caravan waar hij bijna nooit meer uit kwam. We hebben hem letterlijk en figuurlijk uit Fort Oranje gehaald en er alles aan gedaan om een woning elders voor hem te regelen. Toen dat gelukt was, hebben we samen de boel ingericht. Van daaruit konden we andere hulpverlening voor hem inzetten. Deze man was zo dankbaar voor onze hulp en zo trots dat hij deze stap vooruit had gemaakt; dat zal ik nooit vergeten.”

Uitgenodigd worden

Vaak zitten mensen al heel lang in een penibele situatie en spelen er allerlei problemen, zoals verslaving, psychiatrie, vervuiling en schulden. Ook is er vaak sprake van overlast. Het is de taak van bemoeizorg om contact te leggen met de mensen en ze voorzichtig richting de hulpverlening te bewegen om zo de situatie voor henzelf, maar ook voor de omgeving te verbeteren.
Het doel bij het eerste contactmoment is simpel: uitgenodigd worden om nog een keer langs te komen. Maar bij mensen die pertinent hulp weigeren, is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Toch lukt het de bemoeizorgers uit Tilburg verrassend vaak. Wat doen zij anders dan andere hulpverleners?

Simone: “De kunst is om niet meteen van alles te willen. Wij komen gewoon langs, keer op keer en we proberen rustig een relatie op te bouwen zonder iets op te leggen of aan te dringen. Als een huis bijvoorbeeld ernstig vervuild is, dan zou ik daar tijdens een eerste huisbezoek nooit iets over zeggen. Maakt iemand zelf excuses voor de rommel, dan is mijn reactie: ‘Zou je daar iets mee willen? Want daar zijn wel mogelijkheden voor.’ Heel laagdrempelig dus. Soms is het wel lastig hoor, omdat de mensen om de cliënt heen vaak van alles willen. Denk aan de woningbouw die een situatie zo snel mogelijk opgelost wil zien omdat buren klagen. Maar als je je iets wilt bereiken bij deze doelgroep, moet je het echt langzaamaan doen. Ga je te snel, dan haken ze af.”

“De kunst is om niet meteen van alles te willen”

Belang van het netwerk

Het werk van bemoeizorg vergt tijd en geduld. Niet alleen om het contact met de cliënt op te bouwen, maar ook om de juiste hulp en acties te organiseren. Jolanda: “Ons team bestaat uit verschillende expertises en organisaties (red. verslaving, verstandelijke beperking, psychiatrie, maatschappelijke opvang en sociaal medische zorg). Daardoor kunnen we vanuit meerdere hoeken naar een probleem kijken en samen passende hulp bieden. Daarbij hebben we onze netwerkpartners hard nodig. Denk aan de huisarts, een woningbouwvereniging, de wijkagent of een bewindvoerder. Onze casussen zijn zeer complex en we moeten alle ‘schuifjes’ open kunnen zetten om iemand te stabiliseren en eventueel toe te leiden naar passende zorg. Zonder het netwerk kunnen we niets!”

Vrijheid

Waarom Simone en Jolande voor bemoeizorg hebben gekozen? Simone: “Bij bemoeizorg krijg je een bepaalde vrijheid die je denk ik nergens anders in de hulpverlening hebt. De vrijheid om dingen uit te proberen, anders aan te pakken en net een stapje extra te zetten. Dat vind ik zo leuk aan dit werk. Elke dag is anders en ieder mens is anders. De ene keer sta je twee uur lang door een kier van een voordeur te praten om iemands vertrouwen te winnen, de volgende keer ben je samen aan het opruimen omdat je zo een veel beter gesprek hebt dan aan de keukentafel.”

Volhouden

Aan het einde van het interview stappen we samen in de auto om op huisbezoek te gaan. Hoe treffen we de persoon en de woning aan? Zouden we binnengelaten worden? Je weet het nooit van tevoren. Aangekomen bij de woning zien we dat de gordijnen dicht zijn en er een flinke stapel post in de brievenbus ligt. We bellen een paar keer aan, maar er wordt niet open gedaan. Via een zijraam gluren we naar binnen: er lijkt niemand thuis te zijn. “Dan proberen we het morgen gewoon opnieuw”, zegt Jolanda. En zo gaat dat bij bemoeizorg: je blijft volhouden tot je een voet tussen de deur hebt.

Meer weten?

Wil je meer weten over bemoeizorg of wil je iemand aanmelden? Kijk dan voor meer informatie en het bemoeizorgteam in jouw regio op www.novadic-kentron.nl/hulp-en-advies/bemoeizorg.

Kliniek NK Vught detox, diagnostiek en behandeling behaalt TOPGGz-keurmerk!

Novadic-Kentron heeft op 6 oktober 2022 het TOPGGz-keurmerk toegekend gekregen voor de kliniek NK Vught detox, diagnostiek en behandeling. De kliniek in Vught krijgt hiermee de erkenning dat zij hoogspecialistische zorg en innovatieve behandeling aanbiedt, gecombineerd met wetenschappelijk onderzoek en kennisoverdracht.

TOPGGz

We zijn trots en verheugd dat we dit keurmerk voor de komende vier jaar mogen dragen. Dr. Peter Greeven, directeur behandelzaken bij NK: “Het TOPGGz-keurmerk is een erkenning voor het mooie werk dat onze behandelaren elke dag leveren en voor het belang van excellente verslavingszorg voor hen die dit nodig hebben”.

Zorg op maat

Mensen met ernstige, complexe verslaving en andere psychiatrische problemen die in de reguliere specialistische geestelijke gezondheidszorg niet voldoende aansluiting vinden, kunnen terecht bij de TOPGGz-gecertificeerde kliniek van NK in Vught. Om zorg op maat te kunnen leveren, heeft NK de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in onderzoek en in de ontwikkeling van innovatieve behandelingen. Dit heeft er onder meer toe geleid dat wij landelijk dé expert op GHB-gebied zijn. Daarnaast is een compleet nieuw behandelprogramma opgezet om de groeiende groep mensen met chronische pijn en medicijnverslaving integraal en succesvol te behandelen. Dit programma is uniek in de Nederlandse verslavingszorg. Het wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd door artsen en psychologen van de afdeling in samenwerking met verschillende universiteiten en universitaire medisch centra.

 

“Het TOPGGz-keurmerk is een erkenning voor het mooie werk dat onze behandelaren elke dag leveren en voor het belang van excellente verslavingszorg voor hen die dit nodig hebben” – dr. Peter Greeven, directeur behandelzaken

 

TOPGGz-keurmerk

De Stichting Topklinische GGz (TOPGGz) kent het keurmerk toe aan topklinische afdelingen die kunnen aantonen dat zij zeer gespecialiseerde patiëntenzorg combineren met het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden, wetenschappelijk onderzoek en structurele kennisoverdracht. Deze expertisecentra bieden een nieuw perspectief op herstel voor patiënten met ernstige, complexe en/of zeldzame aandoeningen, die onvoldoende resultaat hebben van een behandeling in de specialistische (tweedelijns) geestelijke gezondheidszorg.

Strenge criteria

Aan toekenning van het keurmerk gaat een zeer uitgebreide procedure vooraf, waarin de afdeling wordt getoetst op strenge criteria op het gebied van hoogspecialistische en innovatieve patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek, opleiding en onderwijs. De toetsing wordt uitgevoerd door een onafhankelijke, landelijke visitatiecommissie.

 

TOPGGz team

Het TOPGGz-projectteam met van links naar rechts: Katinka Damen, Tim van Grinsven, Arnt Schellekens, Harmen Beurmanjer, Mariken Hulscher, Nicolle van Mil, Peter Greeven en Rogier Eijsink.

Meer informatie

Wil je meer weten over de afdeling en de behandelprogramma’s? Neem dan contact op met drs. Nicolle van Mil, programmamanager op de afdeling, via nicolle.van.mil@novadic-kentron.nl. Voor vragen over onderzoeken of innovaties kun je contact opnemen met dr. Harmen Beurmanjer, innovatiemanager NK TOPGGz, via harmen.beurmanjer@novadic-kentron.nl.

Regionaal onderzoek bevestigt normalisering van drugsgebruik onder bepaalde groepen jongeren en jongvolwassenen

Hoe normaal of niet-normaal is het gebruik van drugs onder jongeren en jongvolwassen in Oost-Brabant? Welke factoren beïnvloeden deze norm? En wat is de invloed van de norm op het drugsgebruik? Belangrijke vragen die aanleiding gaven voor de grote drugsmonitor die eind vorig jaar door het regioproject ‘SKIP’ (samenwerking van 32 gemeenten, GGD Hart voor Brabant en GGD BZO en Novadic-Kentron) werd uitgevoerd. Ruim 11.000 jongeren in de leeftijd van 16 tot met 27 jaar deden mee aan het onderzoek.

Het onderzoek laat zien dat het gebruik van drugs onder jongeren in de regio Oost-Brabant genormaliseerd is. Het gebruik van cannabis en XTC wordt van de onderzochte middelen het meest normaal gevonden. 58% van de niet-gebruikers vindt cannabis normaal en van de gebruikers geeft 97% aan het gebruik van cannabis oké te vinden. Dat is meer dan roken (92%). Belangrijke factoren die van invloed zijn op de norm, zijn; de houding van hun omgeving ten opzichte van drugs, het gebruik door vrienden en leeftijdsgenoten, de uitkomstverwachting (wat doet het met je) en de eigen houding.

Het onderzoek geeft belangrijke inzichten in het feitelijk gebruik door jongeren in de regio, welke houding zij hebben ten opzichte van drugs, welke factoren meespelen om wel of niet te gaan gebruiken en of het wel/niet gebruik ook te maken heeft met de setting.

Eigen gebruik

De mate waarin drugs ‘normaal gevonden wordt’ hangt af van het eigen gebruik. Jongeren die zelf drugs gebruiken vinden drugsgebruik normaal, terwijl de helft van de jongvolwassenen die nooit drugs hebben gebruikt drugsgebruik ‘niet normaal’ vindt.

Soort drug en setting

Daarnaast zijn ook de soort drugs en de setting waarin wordt gebruikt van invloed op de norm. Uit het onderzoek komt naar voren dat cannabisgebruik het meest normaal wordt gevonden. Onder jongvolwassenen die zelf drugs gebruiken zien we dat het gebruik van cannabis door jongvolwassenen zelfs normaler wordt gevonden dan roken (97% versus 92%). Onder jongvolwassenen die het laatste jaar geen drugs hebben gebruikt vindt 58% cannabisgebruik normaal.

Cannabisgebruik bij vrienden thuis (49%), op een (huis)feest bij vrienden (33%) of thuis alleen (zonder anderen) (33%) wordt het meest normaal gevonden.

Na cannabis wordt het gebruik van xtc het meest normaal gevonden. Van de gebruikers vindt 80% het normaal om xtc te gebruiken. Eén op de vijf niet-gebruikers vindt het normaal als iemand xtc gebruikt. Xtc-gebruik is met name genormaliseerd op festivals (gebruiker is iemand die het laatste jaar een drugssoort heeft gebruikt, niet-gebruiker heeft het laatste jaar geen drugs gebruikt, red.).

De attitude

Naast de norm is ook onderzocht welke houding jongeren ten opzichte van drugsgebruik hebben. Een positieve attitude verhoogt de kans op middelengebruik.

Uit de monitor blijkt dat jongvolwassenen het vaakst een positieve houding hebben ten aanzien van cannabis, xtc en tripmiddelen. Gebruikers zijn positiever dan nooit-gebruikers. 89% van de gebruikers heeft een positieve houding over cannabis, Eén op de vijf nooit-gebruikers heeft ondanks dat ze zelf niet gebruiken een positieve attitude ten aanzien van cannabis.

De meerderheid van de jongvolwassenen overschat het drugsgebruik door leeftijdsgenoten.

Redenen om niet te gebruiken

De meest genoemde redenen door jongeren om geen drugs te gebruiken zijn; dat het niet bij zijn/haar leven past, dat iemand gezond wil leven en controle wil hebben.

Hoe nu verder?

Vanuit de samenwerkende gemeenten, de beide GGD’en en Novadic-Kentron worden onder de vlag van het regioproject ‘SKIP’ de komende jaren beleid, interventies en communicatiematerialen ontwikkeld. Deze hebben als doel om het het niet-gebruik van drugs te versterken en het gebruik minder normaal te maken. Hierbij wordt vooral gewezen op het positieve alternatief in plaats van het ‘wijzende vingertje te gebruiken’.

De resultaten van deze monitor geven hiervoor belangrijke aanknopingspunten en bepalen steeds de focuspunten. Voor 2022 en begin 2023 zijn dit:

  • Het informeren en betrekken van het (professionele) netwerk van de jongeren en jongvolwassenen
  • Het denormaliseren van cannabisgebruik
  • Het ontmoedigen van XTC-gebruik in de partyscene (festivals en uitgaan)

Alle acties worden zo doelgroepgericht mogelijk ontwikkeld en uitgerold. Dit is een traject waarvoor een ‘lange adem’ is vereist en waarbij kleine stapjes de optelsom van een groot resultaat zijn. Er worden bewezen effectieve of goed onderbouwde methoden ingezet en er wordt gewerkt met pilots en proeftuinen zodat effecten snel geëvalueerd kunnen worden.

Massamediale communicatie met de doelgroep over drugsgebruik is bewust niet de gekozen strategie aangezien dit eerder normaliserend dan denormaliserend zal werken.

Bekijk de resultaten van de drugsmonitor ook in deze overzichtelijke infographic

Vragen?

Voor meer informatie over de resultaten van de monitor en het project ‘Skip die trip’ kun je contact opnemen met projectleider Danielle van Pareren, via 06-12 70 23 60.

Op www.skipdietrip.nl kun je het volledige rapport downloaden en vind je meer informatie over het regioproject SKIP.